Vertrek

2 December was het zover. Zoon Sietse, opstapper David en ik vertrokken vanuit Mindelo richting Suriname. De oversteek met een lengte 1970 zeemijl begon.

Alle watertanks, diesel tanks, 7 jerrycans voor water en diesel waren tot de nok toe gevuld. Ook alle kasten, de koelbox en de groentenetten waren helemaal afgeladen met eten voor onderweg.
Uiteraard hadden we de weerberichten voor een aantal dagen vooruit bestudeerd en dat zag er redstabiel en goed uit.
Toch waren we best wel wat zenuwachtig toen we de trossen losgooiden om te beginnen aan de langste oversteek die we ooit gemaakt hadden.
Hoe zouden we de verlatenheid ervaren, hadden we genoeg eten en drinken bij ons, hoe zou het weer zich ontwikkelen, zouden we een storm krijgen, konden we wel we goed genoeg slapen en uitrusten. Al dat soort vragen kwamen de dagen voor ons vertrek steeds naar boven. En alhoewel we rationeel gezien op al deze twijfels een goed antwoord konden formuleren, bleef dit soort onzekerheden toch zeker steeds opspelen.
Contact met andere Nederlandse zeilers
In Mindelo hadden we met een aantal andere Nederlandse vertrekkers afgesproken om dagelijks per SSB of per per email even contact met elkaar te zoeken zodat we van elkaar wisten waar iedereen was, welke routekeuzes ieder maakte en of er ergens problemen waren. Helaas bleek onze SSB nog steeds niet goed te werken zodat we niet mee konden doen in het praatnetje. De Iridium Go satelliettelefoon deed het meer dan uitstekend, het bleek goed mogelijk om dagelijks een email te sturen naar een van de Nederlandse mede overzeilers, waarna deze zeiler een email naar de hele groepje Nederlandse zeilers stuurde met al onze posities. Ook bijzonderheden of spannende berichten konden we zo soepel uitwisselen.
Samen op met de Hera

We hadden al eerder ervaren dat zeilers die tegelijk met een oversteek starten binnen 1-2 dagen zo ver uit elkaar komen te liggen dat je de anderen niet meer kunt zien en ook contact per marifoon is ook niet meer mogelijk als je meer dan 30 mijl uit elkaar ligt. We kregen echter in Mindelo de vraag van de bemanning van de Hera of onze beide boten bij elkaar konden blijven. Omdat we het altijd heel goed konden vinden met de bemanning van de Hera, vonden we dat een prima idee en gedurende de hele overtocht zijn we nooit verder dan 20 mijl uit elkaar geweest. Omdat de Hera 3 meter langer is dan de Atropos betekende dit voor de Hera dat ze vaak wat zeil minderde om toch bij elkaar in de buurt te blijven. Zo konden we dagelijks 2-3 keer per marifoon contact met elkaar hebben en even bijkletsen. Soms over onbenullighedenheden over wat we ieder gingen eten, soms om weerberichten uit te wisselen. Maar als op een van de boten een vis was gevangen dan werd dat juichend en met veel bravoure gemeld aan de andere boot. Twee keer hebben zijn we tijdens de overtocht elkaar echt dicht genaderd om foto’s en filmpjes van de andere boot te maken.

Het weer onderweg

In Mindelo konden we via WIFI en 3G nog snel en veel weerberichten verzamelen voor de eerste dagen van de oversteek. Tijdens de oversteek is dat iets minder eenvoudig, maar wel goed te doen. De Iridium Go is een satelliet ontvanger die prima in staat is om data en voice te ontvangen We konden er dus mee naar huis bellen, maar we konden ook emails versturen en via speciale programma’s konden we ook weerinfo krijgen. Het gaat allemaal wel heel langzaam, maar omdat je tijdens de overtocht toch genoeg tijd hebt, is de snelheid van het dataverkeer niet zo’n probleem. De weerberichten die we verzamelden gingen via drie stappen. Via een website van de NOAA, de Amerikaanse versie van de KNMI konden we weerkaarten ontvangen van de hele Atlantische Oceaan. Zo wisten we waar de hoge en lage druk gebieden lagen en of er stormen dan welk “squals” aan zouden komen.
Via het programma Predictwind konden we ook meerdaagse voorspellingen krijgen van de te verwachten windsterkte, windrichting, golfhoogten ed. Daarnaast kregen we van een oud opstapper Erik dagelijks een uitgebreide mail met zijn visie op het weer. Deze drietrapsraket heeft bij ons heel goed gewerkt. Daarbij kwam ook dat het weer tijdens de overtocht redelijk stabiel bleef. Eigenlijk hebben we constant 5-6 bft wind van schuin van achteren gehad. Dat bleek de Atropos prima aan te kunnen. Ook als het een enkele dag wat harder waaide hadden we geen echte problemen. Tijdens de hele tocht hebben we geen druppel zeewater in de kuip gekregen. Ook met golven van soms wel 3-4 meter hoog had de boot geen probleem. Deze golven tilden de de boot een beetje omhoog, waarna de golven soepel onder de boot door stroomden. Alhoewel we wisten hoe goed de boot de golven aankon, was het toch soms het best wel een beetje beangstigend als je ’s nachts wacht liep en het met nieuwe maan pikkedonker was. Je zag dan helemaal niets, maar je hoorde dan wel een hoge brekende golf met veel lawaai van verre aankomen. Als je wist dat de golf heel dicht bij de boot was, voelde je de boot opgetild worden door de golf. Voor de zekerheid sloten we de kajuit dan wel af. Zou er namelijk een breker toch de kuip in rollen, dan wilden we vooral voorkomen dat het water de hele kajuit onder water zouden zetten. Alhoewel we wisten dat de Atropos speciaal gebouwd was voor dit soort lange oversteken, durfde we dat pas halverwege de reis ook echt te geloven. Gelukkig was dit echt ruwe weer uitzonderlijk. Meestal was het tijdens de overtocht stabiel mooi weer en was het een feest om ’s nachts rustig naar de maan en de prachtige sterrenhemel te kijken
Wat deden we onderweg
Tijdens de overtocht lijken de meeste dagen heel veel op elkaar. Je doet ook niet zo heel veel op een dag.

Bewegen aan boord gaat, vooral als het een beetje stevig waait, ook niet zo handig. Dit omdat de boot toch steeds scheef op een kant ligt en schuivers maakt.
Meestal hadden we ’s ochtends na het ontbijt wel een uur nodig om via de Iridium GO alle weerberichten en emails van andere vertrekkers op te halen. Daarna bestond de dag vooral uit het naar de golven kijken, een beetje lezen, muziek luisteren en vissen. Elke dag moest uiteraard ook het logboek bijgehouden worden. “s nachts deden we dat alle drie echt consequent om het uur. Dit ook omdat je daarmee de uren aftelt dat je wachtloopt. Overdag waren we niet altijd even consequent in het noteren van de posities. Ook werd een keer per dag berekend hoeveel mijl we richting Suriname hadden afgelegd. Soms was dat leuk, namelijk als je een dag record had gevaren, soms was dat ook frustrerend. Vier dagen voor het eind hebben we een dag gehad waarin we maar 38 mijl richting Suriname hebben gevaren. Andere boten hebben we, behalve de Hera, amper gezien. Hoogtepunt van de dag was het feestuurtje om 16:00 uur. Dan dronken we samen een glaasje fris en aten we wat chips of nootjes. We hadden met elkaar afgesproken om tijdens de overtocht in beginsel geen alcohol te drinken. Maar een beginsel is pas echt een beginsel als je ook uitzonderingen toelaat. Zo spraken we af dat we twee keer per week een biertje mochten drinken bij de chips.

Wat onverwacht ook goed mogelijk bleek is om aan boord te sporten. Op het dek, in de kuip en tussen de verstaging bleek het prima mogelijk om een krachttraining te organiseren. De jerrycans met water was opeens een gewicht van 20kg. Steun zoekend aan de verstaging konden we om veilig squats doen, terwijl het ook mogelijk bleek om te “planken” op de achterbank van de kajuit. Zo hadden we een circuit van ongeveer acht oefeningen bedacht om alle spiergroepen te blijven trainen. Na zo’n training zweet je natuurlijk behoorlijk. Daarom beloonden we onszelf na zo’n training met een korte douche op het achterdek van ca. 30 seconden. Omdat we genoeg, maar niet te veel water bij ons hadden, mocht er immers geen water verspild worden aan uitgebreid douchen. Na een week zeilen hebben we een dag gehad met weinig wind. Toen de wind zelfs beneden de 10 knopen zakte, zijn we na het sporten ook om de buurt overboord gesprongen om in de oceaan lekker af te koelen. Het is dan toch wel een beetje vreemd om in 4000m diep water te liggen.
Voorbereidingen voor noodgevallen
Alhoewel er geen nare dingen zijn gebeurd tijdens de overtocht, waren we toch op veel narigheid voorbereid. De belangrijkste belangrijkste afspraak was om ’s nachts tijdens het wachtlopen, nooit in je eentje de kuip uit te gaan. Als we ’s nachts iets op het voordekken moesten doen, dan moest er altijd een tweede persoon wakker gemaakt worden. Bij het naar voren lopen hebben we ons ook steeds verplicht om altijd een lifeline aan te klikken aan banden die van voor naar achter over het dek gespannen waren. Ook spraken we af dat we ’s nachts altijd een zwemvest zouden dragen, zelfs bij rustig weer. Als het weer een beetje onstuimig was dan haakten we ook lifelines vast in de kuip om te waarborgen dat je nooit uit de boot kunt vallen.

We hadden uiteraard een reddingsvlot bij ons, met daarin een minimum aantal extra veiligheidsmiddelen. We hadden daarom een extra “grab bag” bij ons welke helemaal vol geladen was met extra veiligheidsmiddelen en eten. Daarnaast hadden we ook nog een “muster list” gemaakt wie wat zou moeten doen ingeval van nood. Al deze dingen en kennis had Sietse ingebracht die in het voorjaar van 2018 een speciale veiligheidstraining van de STCW gedaan had als voorbereiding op de reis.
Warm eten
Het maken van warm eten aan boord is wel steeds een uitdaging. Vooral het snijden van groenten is lastig op een eeuwig rollende boot. Daarom klonk er dagelijks vanuit de kajuit wel een enorme vloek als er weer een net gesnipperde uien of een net geopend voorraadblik met muesli op de vloer viel. Maar toch is het ons steeds gelukt om dagelijks een smakelijk warme maaltijd klaar te maken. Het menu werd extra aantrekkelijk toen het in de tweede deel van de tocht ons steeds beter lukte om vis te vangen met onze hengel.
We hadden de laatste dag in Mindelo op de groentemarkt veel verse groenten gekocht. Niet geheel onverwacht bleek dat de aardappelen en uien de hele tocht goed te bleven. Ook de tomaten hebben het lang uitgehouden. Tot onze frustratie waren de kolen, wortels en de pastinaak die we in Mindelo gekocht hadden na anderhalve week zo verschrompeld en verrot dat we zo over boord konden gooien. Natuurlijk hadden we tegen alle adviezen van eerdere vertrekkers in behoorlijk wat blikvoer gekocht. Eigenlijk hebben we maar een of twee dagen echt blikvoer gebruikt. Steeds bleken we in staat te zijn om lekker warm eten te maken met de verse producten die we nog hadden. Slechts een dag was onze fantasie onderweg echt op en maakten we een snelle en vooral gemakkelijke maaltijd van een stamppot zuurkool met een rookworst. Toen bleek dat deze echte Hollandse winterkost ook heel lekker te zijn terwijl het buiten en binnen 30 graden was.
Vissen
In La Gomera hadden Sietse en ik een vishengel gekocht om zee verse vis te vangen. We hadden dit echter nog nooit gedaan. Enkele dagen na het vertrek uit Mindelo begonnen we te vissen. Dat bleek, voor ongetrainde vissers die we waren, best lastig te zijn. Binnen enkele dagen waren we daardoor al heel wat kunstvisjes, vishaken en onderlijnen verloren en frustraties rijker. We visten met vrij kleine kunstvisjes waardoor we ook mochten verwachten dat we niet te grote vissen zouden gaan vangen. Dit hadden we bewust gedaan omdat we geen diepvries in de Atropos hebben en het binnenhalen van een echte grote vis ook te lastig zou worden. Een te grote vis zou bij ons aan boord ook alleen maar kunnen bederven.

Na een week kregen we voor het eerst beet, maar het lukte de eerste vissen om steeds te ontsnappen. Halverwege de overtocht lukte het ons de eerste kleine Maui Maui te vangen. Toen bleek dat het aan boord halen van de vis nog best lastig is. Het “slachten” van de vis bleek echter een nog veel grotere uitdaging te zijn. Uiteindelijke lukte het David en Sietse steeds beter om de vis te snel te doden door met onze grootste lierhandel een gerichte tik te geven tussen de ogen van de vis. Daarmee konden we de vis uit zijn lijden verlossen waarna we de vis konden gaan fileren. De eerst vis woog misschien maar een kilo, waar misschien maar 500 gram filet van overbleef. Aan het eind van de tweede week vingen we een echte stevige Maui Maui van 2 kg. Dat leverde ons vis voor 2 dagen op. De laatste week lukte het zelfs op twee mooie tonijnen te vangen. Allebei de vissen wogen 3 kg, waardoor we na vier dagen vis eten besloten om de hengel maar even niet te gebruiken. Alhoewel vers gevangen tonijn heerlijk smaakt, zeiden we een beetje blasé tegen elkaar dat te veel verse tonijn een beetje begint te vervelen.
In Suriname hoorden we van andere zeiler dat ze grotere hengels en grotere kunstvisjes hadden gebruikt maar dat ze amper vis hadden kunnen eten. Dit omdat de grote vissen die ze aan de haak sloegen de hengel of de onderlijnen volledig kapot trokken. Kortom na afloop van de reis waren we best tevreden met onze visprestaties.
17 dagen op zee
Zoals eerder beschreven was de overtocht van Mindelo naar de Waterland Marina in Suriname 1970 mijl lang. Dagelijks hebben we steeds ongeveer 125 mijl afgelegd.
Als we kortste route zouden willen nemen, dan zouden we vaak pal voor de wind moeten gaan varen, met aan beide kanten van de mast een zeil, “melkmeisje varen” heet dat. We hadden echter besloten om dat niet te doen, omdat we wisten dat de boot dan onaangenaam van 30 draden op stuurboord naar 30 graden bakboord zou gaan schommelen. Bewust kozen we er voor om steeds met een bakstag ruime wind te varen die 30 graden van achteren kwam. De beide zeilen blijven dan goed vol staan en de boot schommelt dan alleen maar een kant op. Alhoewel een schommelde boot nooit echt fijn is, is het vooral ’s nachts heel vervelend als de boot van stuurboot naar bakboord rolt. Dan kun je in de kajuit niet ontspannen liggen. Als de boot maar naar een kant schommelt is het veel beter mogelijk om stabiel in de bed te liggen en daardoor goed te slapen. Vanwege de keuze die we hadden gemaakt om steeds met ruime wind te gaan varen, moesten we om de paar dagen een gijp maken om toch in de buurt te blijven van de rechte lijn naar het eindpunt. Zo hebben we vele mijlen omgevaren, waren we niet de snelste boot van alle Nederlanders, maar kwamen we wel uitgerust aan in Suriname.
De aankomst

De laatste 350 mijl van de tocht hadden iets van “de laatste loodjes”. Die laatste 3 dagen viel toch weer tegen. Wat ons vooral tegenviel was de stroming. In de pilotboeken en kaarten die we hadden lazen we dat we 2 knopen stroom mee zouden hebben. Wij hebben echter nog een volledige dag een dikke tegenstroom gehad. Wij konden maar niet ontdekken waar dat aan lag. Na overleg met onze weerman Erik en met echtgenote Jessica bleek er ook nog een kleine Equatoriale “counter current” te zijn en wij bleken daar precies in te zitten. Echter aan alle ellende komt eens een eind, dus op enig moment viel de tegenstroom weg en kwamen we in de gunstige meestroom terecht. Het is dan op zich fijn om met een snelheid van 7 knopen richting Suriname te gaan, maar dat creëerde een nieuw probleem. We wilden namelijk niet in de nacht aankomen en bij het opvaren van de Suriname moet we ook weer rekening houden met eb en vloed. Na wat rekenen wisten we dat we 18 december om 7 uur bij de uiterton van de Suriname zouden moeten aankomen om bij daglicht en met vloedstroom mee de rivier op te varen. Dat betekende dat we opeens moesten gaan afremmen. Met volledig gereefde zeilen lukte het ons om de snelheid over de grond terug te brengen naar 4,5-5 knopen. Maar de beloning was groot. Precies op het juiste moment zagen we de uiterton van de Suriname rivier waarna we een uurtje later met een lekkere vaartje Suriname binnenvoeren. Nog weer een uurtje later voeren we vlak langs Paramaribo en weer twee uur later konden wij het ankerbiertje opentrekken in de marina van Waterland.
De overtocht is een geweldige ervaring geweest maar het was toch ook weer heel fijn om voet aan wal te kunnen zetten en weer te genieten van de geneugten van het landleven. Nog fijner was het om met de bemanning van andere Nederlandse zeilboten weer een avondje te kunnen kletsen over al onze ervaringen.
Volgende blog: 13. Suriname