Rond de jaarwisseling zijn we een aantal weken in Suriname geweest. Het is lastig te omschrijven wat er zo heel erg leuk was aan Suriname. Een aantal mindere aantrekkelijk zaken zijn gemakkelijk te benoemen. Het land is arm, het is er rommelig, alle gebouwen en wegen zijn slecht onderhouden en het is er heel warm en klam vochtig. Maar er zijn ook zoveel leuke dingen te schrijven over het land. Het belangrijkste is wel dat we alleen maar fijne, aardige mensen zijn tegengekomen die graag een praatje maakten, die wat voor je wilden doen, en die er voor zorgden dat we ons altijd blij en veilig hebben gevoeld in het land. Ook het tropisch regenwoud maakte een enorme indruk ons.
Aankomst

Na een overtocht van 17 dagen kwamen Sietse, David en ik 18 december vroeg aan bij de ingang van de Surinamerivier. Je merkte al op tientallen mijlen afstand van Suriname dat we dichterbij land kwamen omdat het zeewater al modderig bruin werd. Dit omdat de Suriname Rivier heel veel zand en modder afvoert uit de binnenlanden.
Wat we bij het opvaren van de Suriname Rivier ook zagen waren twee zaken. Allereerst bleken we langs de goudkust van Suriname te varen met hele grote woonhuizen voor de happy few van Suriname. Daarnaast voeren we langs heel veel kleine en grote vissersboten, die allemaal een ding gemeen hadden: ze waren oud, roestig en slecht onderhouden.

Na een uurtje op de rivier te hebben gevaren kwamen we bij Paramaribo en voeren we langs Fort Zeelandia met het mooie beeld van een jonge koningin Wilhelmina en langs het Onafhankelijkheidsplein met het Presidentieel paleis. Nadat we ook langs de haven en onder de hoge verkeerbrug over de Suriname Rivier zijn doorgevaren, wordt het landschap gelijk veel groener.
Marina Waterland bij Domburg

Een uurtje na Paramaribo nader je het stadje Domburg met een kleine jachthaven met een aantal moorings. Wij hadden echter niet voor deze Marina Domburg gekozen, maar voor Marina Waterland. Dat was weer een uurtje verder varen. Uiteindelijk stonden we om 14:00u met een ankerbiertje in de hand eindelijk weer op de kade.

Marina Waterland is de enige jachthaven in Suriname met een stevige steiger en 12 ligplaatsen. Onze eerste avond daar kwamen we de bemanning van de Hera ook weer tegen in het restaurant van de marina. Het was weer heerlijk om gewoon met hen te kletsen en niet alleen maar via de marifoon. Na een paar dagen in de boot te hebben geslapen konden we de door ons gehuurde villa op het terrein van Marina Waterland in en toen werd het leven een stuk aangenamer.
Via het verhuurbedrijf van Richie konden we goedkoop een auto huren. Alhoewel de door ons gehuurde Toyota Rav4 al 21 jaar oud was, heeft hij ons prima half Suriname rondgereden en dat voor de enorme som van (omgerekend) Eur 13 per dag.
In de bomen aan het strand woonden ook een aantal luiaards. Prachtig beesten om te zien, die steeds met een slome gang door de bomen lopen.
Formaliteiten
Als je met een boot een nieuw land invaart dan zijn er altijd een aantal formaliteiten te vervullen. In de meeste landen moet je je dan bij de bureaus voor Customs en Immigration melden om de boot in te klaren en om zelf een visumstempel te krijgen in je paspoort. Meestal liggen de gebouwen voor de dienst van Customs en Immigration naast elkaar. De mensen van Waterland Marina vertelden ons dat de formaliteiten in Suriname nogal complex zijn en dat we vier instanties langs moesten, die ook allemaal nog op verschillende plekken in Paramaribo gehuisvest zijn. We kregen het advies om met een taxi naar Paramaribo te gaan en dat onze taxichauffeur Jimmy precies wist waar we in de stad in de rij moesten gaan staan. Nadat we ook bij de laatste instantie, de Militaire Politie, een visumstempel in ons paspoort hadden gekregen kregen we van de man van de Militaire Politie een vette glimlach, een stevige handdruk en vervolgens heette hij ons van harte “legaal welkom” in Suriname. Met zo’n warm welkom was mijn hele dag weer goed!
Vervallen binnenstad

De binnenstad van Paramaribo staat helemaal vol met oude monumentale gebouwen. Veelal een rode stenen kelderverdieping, met daarboven een houten, wit geschilderde opbouw van 2-3 verdiepingen. De binnenstad staat met zijn vele monumenten terecht op de Unesco Wereld Erfgoed lijst. Deze monumenten hebben uiteraard veel onderhoud nodig, maar de verwaarloosde staat van de meeste monumentale gebouwen maakte duidelijk dat daar te weinig geld voor is in het arme Suriname. Zelfs gebouwen van het Ministerie van Volkshuisvesting vielen bijna van ellende uit elkaar.
Eten en drinken

Als je rondrijdt in Suriname valt direct op dat in elke straat wel een grote loods staat met daarin een supermarkt of een bouwmarkt.
Al deze winkels waren zonder uitzondering eigendom van een Chinese familie. Het was met onze Hollandse smaak redelijk goed mogelijk om in deze Chinese de meeste boodschappen te doen. Dit was vaak extra makkelijk en herkenbaar omdat al deze Chinese winkels kennelijk partijen levensmiddelen in Nederland hebben opgekocht. Zo stonden de AH pindakaas in het schap naast aardbeienjam van de Jumbo. Het enige wat ons steeds tegen viel in deze Chinese winkels was de onverschilligheid en onbeleefdheid van het (Chinese) personeel. Dit was heel anders dan we van andere Surinamers gewend waren.

Een van de producten die we leerden te waarderen was het lokale Parbo bier. Dat smaakte heerlijk en altijd naar meer. Parbo bier kon je in normale blikjes kopen, maar nog populairder waren de 1 liter flessen Parbo. Al snel leerden we dat je die literfles kreeg als je een “djogo” bestelde. Overigens was het nooit de bedoeling om die in je eentje op te drinken, een djogo deel je met je vrienden.
Oudjaarsfeest en de Nieuwjaarsduik

Van de medewerkers van Marina Waterland kregen we de tip dat het leukste feest van het jaar in Suriname Oudejaarsdag is. Dan zou half Suriname feest gaan vieren in en rond Domineestraat in Paramaribo.

We waren er toen al achter gekomen dat Domineestraat de grote winkelstraat is van Paramaribo. We besloten daarom met de opvarenden van een groep Nederlandse zeilboten met een taxi korjaal van Domburg naar Paramaribo te varen. Aangekomen bij het begin van de Domineestraat kwamen we in het “Chinese” deel van de straat. Dat betekende oren dicht houden om niet doof te worden van de honderdduizend knallers. Midden op Domineestraat kwamen we in het Hindoestaanse deel. Dat betekende dat auto’s met open achterklep hun best deden in een “audio battle”. De auto’s waren daarvoor helemaal volgestouwd met versterkers en geluidboxen. De hindoestaanse audio battle-ers deden hun uiterste best om onze trommelvliezen te laten scheuren. Dat lukte gelukkig net niet, maar de pijngrens was toen al wel ruim gepasseerd. Aan het eind van de Domineestraat kwamen we in de Creoolse buurt. Dat stond voor diverse live bands, ieder met opzwepende muziek. Het geheel had een soort ontspannen Koningsdag sfeertje. Dat ontspannen sfeertje werd nog versterkt door het prachtige weer en door de vele eet- en drankposten waar saté, roti en heel veel Parbo bier besteld kon worden. In Nederland ontstaat er met Oudjaar wel eens rottigheid, maar het Oudjaarsfeest in Paramaribo staat er om bekend dat er nooit narigheid is ontstaan.
Vanuit Marina Waterland werd ook een Nieuwjaarsduik georganiseerd. Er kwamen niet alleen mensen vanuit de Marina, maar heel Domburg was uitgenodigd. In Nederland staat de Nieuwjaarsduik voor afzien, Unox mutsen en erwtensoep. In Suriname waren de Unox mutsen ook voorhanden, maar het was bepaald geen afzien in een buitenlucht van 28 graden en een watertemperatuur van 26 graden.
Museum Fort Zeelandia

Suriname is een groot land met maar heel weinig inwoners. Dat heeft tot gevolg dat de musea in Suriname ook niet enorm indrukwekkend zijn.
Wat echter toch wel leuk was is Fort Zeelandia. Dat ligt aan de Surinamerivier Dit oude fort uit de 17eeeuw bevatte een aantal zalen met leuke tentoonstellingen.

Maar het restant van de kogelgaten in de muren van het fort als gevolg van de Decembermoorden en de plaquette waarin openlijk het aandeel van Bouterse in de Decembermoorden van 1982 werd belicht maakten veel indruk op ons.
Intermezzo: de decembermoorden
In de nacht van 7 op 8 december 1982 zijn er 15 tegenstanders van het Bouterse regime vermoord in Fort Zeelandia. De rechtszaak tegen Bouterse loopt in Suriname nog steeds. maar wel opvallend was de wijze waarop in Suriname openlijk schande wordt gesproken over de misdaden van Bouterse. Dat zagen we in de plaquette in Fort Zeelandia, maar in de lokale kranten werd ook het huidige beleid van Bouterse openlijk bekritiseerd. Schande werd vooral gesproken over de wijze waarop hij het land Suriname “verkwanselt” aan China.
Stone eiland en Brownsberg


Naast wat kleine uitstapjes hadden we het voornemen om ook twee meerdaagse tochten te maken. Daarvoor zijn we met onze huurauto eerst naar het vakantiepark Stone Eiland gereden, waar we overnacht hebben. Stone eiland ligt prachtig aan de Brokopondo meer.
Intermezzo: het Brokopondomeer
Het Brokopondomeer is een in de jaren ‘60 van de vorige eeuw gebouwd stuwmeer met een oppervlakte bijna zo groot is als de provincie Utrecht. Dit enorme stuwmeer is aangelegd voor de energieopwekking ten behoeve van de oude aluminium fabrieken. Na het sluiten van deze fabrieken levert de waterkrachtcentrale nu groene elektriciteit aan heel Paramaribo. Bij de aanleg van dit meer zijn een aantal valleien ontruimd om daarna onder water gezet te worden.

De bomen die in de ondergelopen valleien van het Prokopondomeer stonden zijn niet omgehakt. Daardoor steken de stammen van de oude bomen nog steeds – als een soort galgen – uit het water.
De bevolking die in de later ondergelopen valleien leefden zijn verplaatst naar nieuw aangelegde, troosteloze, “transitiedorpen”, zoals bijvoorbeeld Brownsweg. De mensen die daarmee uit hun oude agrarische bestaan gehaald zijn, hebben in de transitiedorpen niets om handen omdat ze er hun oude bestaan niet meer konden oppakken. De meeste mannen uit de transitiedorpen verdienen nu alleen wat geld in de illegale gouddelving.

Onze bedoeling was om gelijk na aankomst op Stone eiland met onze 4×4 Toyota Rav4 omhoog te gaan naar Brownsberg om daar vervolgens in de regenwouden te gaan wandelen. Omdat we het de “kleine regentijd” was in Suriname, was de weg naar Brownsberg echter een, kilometers lange, glibberige modderpoel geworden en ondanks onze 4×4 aandrijving waren we binnen de korst mogelijke keren tot de bodemplaat weggezakt in de modder. Na een aantal mislukte pogingen om onze auto uit de modder te bevrijden, zijn David en ik teruggelopen naar Brownsweg. Daar hebben we alle eigenaren van grotere jeeps aangesproken om ons te helpen. Binnen 5 minuten kregen we hulp van een man met een vervallen garagebedrijf maar wel met een 8 cilinder sterke, hoog op de wielen staande, jeep. Deze trok ons binnen de kortst mogelijke keren uit de modder. Daarna besloten we om maar terug te gaan naar ons vakantiehuisje op Stone eiland. Op het vakantiepark konden we gelukkig nog een taxi jeep voor de volgende dag regelen. Dit om ons toch nog naar de Brownsberg te brengen.
De volgende dag werden we opgehaald door een taxichauffeur met een hoge, oude, maar sterke Toyota HiLux . Deze jeep kon de modderpaden van Brownsberg prima de baas. De dagelijkse baan van onze taxi chauffeur was om met zijn taxi een aantal malen per week de goudzoekerskampen in de buurt te bevoorraden. Wij vroegen hem om ons zo’n goudzoekerskamp te laten zien, maar dat weigerde hij. De goudzoekerskampen waren niet bepaald een veilige omgeving voor Nederlandse pottenkijkers.


Aangekomen bij Brownsberg hebben we een trail door het tropische regenwoud gelopen naar de watervallen van Leon Val en Irene Val. Het was voor het eerst in ons leven dat we in zo’n echt tropisch regenwoud liepen. Opvallendst was vooral hoe donker het was op de grond. De bomen en alle andere begroeiing vingen al het zonnelicht weg. Natuurlijk was het tijdens de kleine regentijd ook extra vochtig.

Dat betekende dat de paden soms veranderd waren in riviertjes en in roodbruine modderpaden. De vochtigheid in de jungle zorgde er ook voor dat we al snel helemaal nat waren van het zweet. Toch was het een geweldige ervaring om tussen geweldige woudreuzen te lopen, te schommelen in de lianen en te luisteren, te kijken naar apen en af en toe te kunnen genieten van een prachtig uitzicht.
Atjoni en verder stroomopwaarts op de Surinamerivier

De tweede meerdaagse tocht die we maakten was naar een dorp aan het eind van de Surinamerivier. Daarvoor reden we eerst met onze auto naar Atjoni. Daar stopte de weg en moesten we overstappen in een korjaal. Vanuit Marina Waterland hadden we al contact gekregen met bootsman Chris, die ons vroeg om rond 13:00u in Atjoni klaar te staan bij zijn korjaal. Atjoni leek wel een soort van busstation te zijn. Tientallen korjalen stonden er klaar om mensen en vracht naar verschillende halterplaatsen te brengen aan de bovenloop van de Surinamerivier. Deze korjalen zijn nog steeds uitholde boomstammen die fors uitgebouwd zijn door aan de zijkanten houten wanden te timmeren. Deze boten waren dankzij een 50 pk buitenboordmotor bloedsnel en ook nog wendbaar.

Het dorp dat wij bezochten lag nog weer 4 uur varen van Atjoni. De tocht over de rivier was een van de absolute hoogtepunten van onze tijd in Suriname. De tocht ging geheel door het indrukwekkend mooi tropisch oerwoud. Ongeveer om het kwartier voeren we langs een klein dorpje waar de kinderen zaten te spelen in het water en vrouwen de was deden in de rivier. De bovenloop van de Surinamerivier had ook een tiental kleine en grotere stroomversnellingen. Deze stroomversnellingen werden gewoon varend door onze bootsman Chris “ beklommen”: even vaart maken, dan snel de 50 pk motor uit het water tillen, om daarna tegen de stroomversnelling op te klimmen. Vervolgens werd de buitenboordmotor weer snel volledig terug geklapt om vervolgens met volle vaart weer verder te varen.
Het dorpje waar wij verbleven was het een na laatste dorpje dat per korjaal bezocht kon worden. Aangekomen in het dorp werden we opgewacht door Ely die een soort onderburgemeester bleek te zijn van het dorp. Door Ely werden we naar ons verblijf gebracht dat bestond uit een verblijfshutje – waar we konden eten – en een slaaphut met 5 bedden, ieder met een muskietennet. Ely heft ons na bij aankomst – samen met zijn kinderen rondgeleid in het dorp.




Tijdens de tweede dag die we in het dorp waren gidste Ely ons naar de Ananasberg. Na een uur door de jungle te hebben gelopen, kwamen we opeens bij een enorme granieten klomp die als een soort van halve ananas tientallen meters boven de bomen uitstak.

De derde dag werden we al weer vroeg gewekt door Ely omdat we rond 7:00u opgehaald zouden worden door bootsman Chris voor de terugreis. Rond die tijd stonden er al een groep vrouwen uit het dorp inde rivier de was en de afwas te doen. Een ding weet ik zeker, ik ben blij dat ik niet als vrouw ben geboren in de binnenlanden van Suriname. Die moeten echt heel hard en zwaar werken.
Autopech op weg naar Marienburg


Sietse, David en ik hebben met de auto nog een tocht gemaakt naar de voormalige Marienburg. Echter onze eigen Toyota was helaas kapot gegaan en we kregen van het verhuurbedrijf van Richie een klein autootje mee te vervanging. Ook die auto was al de nodige jaren “mishandeld” door de slechte wegen van Suriname. Een van de banden was onlangs lek gegaan en vervangen door een versleten, klein, thuiskomertje. Op weg naar Marienburg gebeurde uiteraard het onafwendbare: de “thuiskomer” reed ook lek.Dit gebeurde midden in het boerengehucht Alkmaar. In Suriname hebben we een ding goed geleerd: tegenslag gebeurd altijd, maar tegenslag is in Suriname slechts een uitnodiging om nieuwe, aardige, mensen te ontmoeten om samen het probleem op te lossen. Dat bleek ook in Alkmaar het geval. Nadat we Richie’s verhuurbedrijf gebeld hadden kregen van Richie te horen dat hij zijn neefje naar ons zou sturen met een goed wiel ter vervanging van de thuiskomer. Dat zou echter wel een uurtje kunnen duren. In Alkmaar bleken we voor een boerderij te staan en als snel raakten we in gesprek met de boer. Eerst hebben we samen met hem wat hout gezocht hadden om de krik stevig op te kunnen zetten en daarna hebben we de auto omhoog gekrikt. Vervolgens hebben we bij deze boer heerlijk in de schaduw van zijn huis gewacht totdat de neef van Richie zou komen. Natuurlijk is wachten nooit leuk, maar gezellig kletsend met de boer vloog de tijd voorbij.



Uiteraard moesten we niet een uur wachten maar twee uur wachten voordat onze nieuwe wiel werd gebracht. Maar na de wielwisseling konden we toch nog op pad gaan naar Marienburg. Na onze auto geparkeerd te hebben bij Marienburg werden we begroet door een gids die ons door de oude plantage leidde. De man was vermoedelijk 80 jaar oud en had 35 jaar in de suikerfabriek gewerkt.
Hij liet ons de vervallen fabrieksgebouwen, de overgroeide machines en de nog mooie directiewoningen zien en vertelde indrukwekkend over het bestaan op de plantage.
Maar nog indrukwekkender werd het toen onze gids bij het monument kwam voor de 17 in 1902 door Nederlandse militairen doodgeschoten contractarbeiders.Dit omdat de contactarbeiders in 1902 de zoveelste loonverlaging niet meer pikten, in opstand kwamen en daarbij de directeur van de fabriek ombrachten. De Nederlandse militairen hebben na het neerschieten van de contractarbeiders een massagraf gemaakt en de lijken van de doodgeschoten mensen overgoten met ongebluste kalk. Tot op vandaag is dit massagraf nog steeds niet teruggevonden. Dit is een van de meeste memorabele episodes uit de geschiedenis van Suriname, een episode waar je je als Nederlander niet trots op kunt zijn.
Afscheid

Op 20 Januari, kwam er een eind aan ons verblijf in Suriname. In die maand die we in Suriname verbleven ga je je echt thuis voelen in het land en ook van het land houden. We hebben vele leuke mensen ontmoet, de weg van Domburg naar Paramaribo hadden we zo vaak gereden dat het een soort van woon werk-verkeer werd. In Paramaribo hadden we zoveel gelopen en gereden, dat we daar bijna blind onze weg konden vonden. We hadden ook de keerzijde van al dit plezier gezien, het land is arm en wordt geleid door een corruptie leiding die het land leegsteelt. Maar we zagen per saldo ook dat de bevolking van Suriname trots is op hun land en die trots graag met ons wilde delen. Daardoor konden we tegen elkaar de door ons zelf bedachte spreuk herhalen “tegenslag gebeurd altijd, maar tegenslag is in Suriname slechts een uitnodiging om nieuwe, aardige, mensen te ontmoeten om samen het probleem op te lossen”.
Volgende blog: 14. Tobago en Granada