Overtocht Suriname naar Tobago
Na bijna een maand in Suriname gelegen te hebben, was het 20 januari tijd om te vertrekken naar Tobago. Eerst was het de bedoeling ook naar Trinidad te gaan. Echter vanwege de nabijheid van het politiek onrustige Venezuela, besloten Sietse en ik Trinidad toch maar over te slaan.


De overtocht van 480 mijl naar Tobago ging heel prima. Een lekkere ruime wind en een stevige meegaande stroom zorgden voor een snelle overtocht in 3 dag.
Alleen de vele regenbuien, gepaard gaand met een stevige wind zorgde voor wat ongemak. Overdag zie je deze buien uiteraard goed aankomen, maar ’s nachts bleek dat ook heel eenvoudig te gaan met de radar.
Op de radar kon je de buien al op 10 mijl afstand goed zien aankomen.
Charlotteville en Pirate Bay

Charlotteville is de tweede stad van Trinidad, maar eigenlijk is het geen stad te noemen, Eigenlijk is het een klein vissersdorpje met wat kerken, wat simpele restaurants en cafés, een klein ziekenhuisje, een visafslag, een grote bibliotheek (met uitstekende wifi!) en een mooi voetbalveld. Het mooiste van Charlotteville is echter de prachtige Pirate Bay met kristalhelder water van 27 graden warm en goudgele stranden. Voor het eerst was het een genot om te snorkelen, waarbij we ons vergaapten aan oneindige aantal kleurrijke vissen en prachtig, levend, koraal.
Opnieuw inklaren als een toeristische atractie
Op de dag van aankomst zijn we uiteraard gelijk bij Customs&Imigrations langs gegaan. De Immigration officer zat al langs de waterkant te wachten op een klein cruiseschip en verzocht ons om de volgende dag om 8 uur ons te melden. Sietse en ik stonden uiteraard rond 8:00 klaar, maar de Immigration man kwam pas 2 uur later aanzetten. Gelukkig hadden we toen al wel de formaliteiten van het inklaren van de boot bij Customs kunnen afronden (4 papieren volgeschreven). Om 10 uur konden we bij Immigration nog weer 6 formulieren (inclusief een carbon doordruk voor 2 kopieën) invullen. Daarna kregen we weer mooie stempels in onze paspoorten en prachtige, van veel stempels voorziene , inklaringformulieren voor de boot. We hadden in Suriname al geleerd om je hoogstens te verbazen over deze papierwereld, maar om je er vooral niet aan te irriteren. Sterker nog we gaan dit steeds meer beschouwen als een toeristisch en leuk uitstapje. Dus vriendelijk en aardig blijven en veel lachen. Meestal blijkt dan na 10 minuten kletsen en papierwerk dat dit soort ambtenaren ook nog gewoon aardige mensen zijn met wie je oprecht veel plezier kunt maken.
Intermezzo: Ankeren met de dinghy
In Pirate Bay maakten we voor het eerst ook gebruik van een tot dan toe onbekend fenomeen: het mini ankertje voor de rubberboot. Je kunt als je naar het stadje gaat, veelal de dinghy prima aan te leggen aan het dinghy dock, maar als je naar het strand ging van Pirate Bay, dan was daar soms zoveel golfslag dat je bijna zeker over de kop zou gaan met de rubberboot.

Beter is het dan om vanuit de rubberboot tien meter voor het strand een klein ankertje uit te gooien met daaraan een stuk ketting en een lijn van 5 meter. Als je geluk hebt kun je net staan als je over boord stapt. Maar als het vloed wordt, dan is het een kwestie van naar de kant zwemmen met alles wat je nodig hebt achter je aan slepend in een waterdichte zak. Het ankertje bleek vaak ook handig te zijn als je met de rubberboot een stukje moest varen om een goede snorkelplek op te zoeken. Uiteraard moet je dan wel voorzichtig zijn met het ankeren, je wilt (en mag) immers geen koraal beschadigen.
Vogels



Vanuit ons strandje bij Pirate Bay zijn Sietse en ik het regenwoud ingelopen. We keken daarbij onze ogen uit. De vele prachtige bloemen in de bomen waren al bijzonder, maar nog mooier waren de vogels die langs vlogen. We zijn beiden geen vogelaars, maar de vogels waren zo mooi en kleurrijk dat we vanzelf vogelaars werden.
Los van de vogels in het regenwoud keken we ook de hele dag naar de sierlijk rondvliegende fregatvogels en naar de pelikanen. Deze lieten zich frequent vanuit de lucht in het water vallen in de hoop vis te vangen.
Schildpadden


Bij een lokaal restaurantje waren we een man tegen gekomen die werkte voor de lokale stichting NEST, welke zich bezig houd met het beschermen van zeeschildpadden. Als een soort van fundraising voor zijn stichting nodigde hij ons uit om, tegen een bescheiden vergoeding, mee te gaan naar een klein strandje in de buurt van Charlotteville. Zijn taak was om zoveel mogelijk jonge, net geboren schildpadjes veilig in het water te laten lopen. Onze tocht samen met de man van NEST werd een bijzondere gebeurtenis. Vanuit een aantal eiernesten bleken de nacht ervoor vele jonge schildpadjes al naar het zand te zijn gekropen. Maar er bleken nog een aantal achterblijvertjes te zijn die net uit het ei waren gekropen. Deze hebben we in hun eerste tocht naar de zee “beschermd” , zodat ze niet direct al opgegeten zouden worden door een van vele rondvliegende fregatvogels. Normaal wordt maar een van de 1000 jonge schildpadden volwassen, ik hoop dat wij dat gemiddelde die dag iets hebben kunnen verhogen.
Overtocht naar Granada.
Het was eerst onze bedoeling om nog een aantal andere baaien in Tobago te bezoeken. Maar het beviel ons zo goed in Charlotteville dat we er een week gelegen hebben, om daarna op 30 januari over te steken naar Granada. De overtocht was 80 mijl lang en bij een gemiddelde snelheid van 5 mijl per uur wisten we dat je er dan verstandig aan doet om het eind van de middag het anker op te halen om dan na een nacht doorzeilen. ‘s Ochtends kwamen we daardoor bij daglicht aan in Granada. Dat is wel zo fijn omdat het dan iets eenvoudiger is om langs alle ondiepten en koraalbanken te varen richting de kleine marina van Le Phare Blue. De marina bleek bij een luxe resort te horen. Het was wel een cultuurschok om na twee maanden op zee, in Suriname en in Tobago te zijn geweest, opeens aangekomen te zijn in een wereld die speciaal gecreëerd is voor verwende Westerse toeristen.

Toen we na aankomst in Le Phare Blue contact zochten met het huisfront bleek dat het in Nederland beestenweer was met vorst en sneeuw.

Dan was het weer in korte broek op Granada toch wel wat plezieriger.

Vanuit de marina hebben we een auto gehuurd om Wienke, onze nieuwe opstapper, op te halen en om ook het eiland een beetje te verkennen. Na de prachtige natuur van Tobago bleek het achterland van Granada helaas een beetje tegen te vallen. Niet dat het lelijk was, maar het maakte niet zo’n overrompelende indruk als Tobago. Het enige wat we zeer waarderen was een ontmoeting met een half wilde aap bij de “Grand Lac”
Rust op Charriacou
Op 5 februari namen we afscheid van het eiland Granada en zijn we doorgevaren naar Charriacou het eerste koraaleiland van een lange reeks die we zouden bezoeken. Het was weer een heerlijke ervaring om met je blote voeten langs de waterlijn te lopen door glashelder water en over een knal wit zandstrand. Dat er daarnaast nog prachtige kokospalmen langs het strand stonden, spreekt dan bijna voor zich.
Terwijl we voor anker lagen kwamen er een aantal bootjes met boat boys voorbij die ons verse vis en kreeft aanboden. Maar helaas is het niet mogelijk om kreeft aan boord klaar te maken, dus hebben we dat maar gegeten in het fantastische strandrestaurant The Lazy Turtle.
Intermezzo: ongewenste hulp van lokale boat boys
In Charriacou maakten we voor het eerst kennis met de lokale boat boys. Vaak al meer dan een mijl van de beoogde ankerplek of de mooring komt er een man in een motorboot met een dikke buitenboordmotor aangespoten om je te “helpen” met het vinden van een ankerplek of het aanleggen aan een mooring. Na meer dan een halfjaar varen kunnen we dat zelfstandig best al wel heel goed zelf, maar vanaf Charriacou werden de boat boys steeds assertiever en agressiever in hun benadering , waardoor het eigenlijk niet mogelijk is om zelf te ankeren of een mooring op te pikken. Op zich is het natuurlijk niet heel erg erg om de lokale economie een beetje op te peppen door voor hun (ongewenste) dienst (omgerekend) Euro 2-3 te betalen, maar naast ongewenste ankerhulp kwamen de boat boys vaak ook vis, kreeft en kraaltjes verkopen voor veel te hoge prijzen. Ook maanden de boat boys ons aan om naar een bar, restaurant of taxi van een broer, moeder of neef te gaan. In St Lucia werden deze mannen zelfs zo vervelend, dat we daardoor aan het hele land St Lucia een vervelende smaak overhielden.
Sandy Island, een echte idylle
Vanuit Teryll Bay zijn we 7 februari naar het laatste eiland van de republiek Granada gevaren: Sandy Island. Dit is een heel klein onbewoond eiland van 50 meter breed en een paar honderd meter lang.

Het eiland bestaat alleen uit een small strook helder wit strand, een paar palmbomen en het wordt omgeven door glashelder water. Omdat er onder water de meest fantastische koraal groeide, hebben we, nadat we een mooring hadden opgepikt, gelijk de zwembrillen opgedaan en het water ingesprongen. Het onderwaterleven van Charlotteville was bijna bizar mooi, vooral dankzij de prachtigste koralen. Ik ben er nu al van overtuigd dat de middag en de nacht die we op Sandy Island hebben gelegen een van de absolute hoogtepunten van de reis zal gaan worden.

Volgende blog: 15. St. Vincent en de Grenadines