

Ik wist van te voren al dat het zeilen in de Grenadines een van de absolute hoogtepunten zou worden van de reis. Deze veronderstelling bleek geheel juist te zijn. De Grenadines zijn allemaal kleine koraaleilanden met hagelwitte stranden en helder zeewater in alle kleuren blauw.
In het hele gebied blaast constant een Oosten wind van ca. 20 knopen. Bijna alle dagen konden we weinig motoren en lekker veel zeilen in een lekker stevig briesje. Met een beetje gereefde zeilen was het zeilen op zich al fantastisch
Alle kleine eilandjes van de Grenadines vormen een republiek samen met het grotere eiland St. Vincent. Van te voren had ik wat nare verhalen over St Vincent gehoord, maar eigenlijk hebben we alleen maar hele mooie dingen beleefd en gezien op St. Vincent.
Tobago Cays

We begonnen 8 februari 2019 gelijk met het hoogtepunt. Na een dag heerlijk zeilen, kwamen opstapper Wienke, zoon Sietse en ik aan op Tobago Cays. Dit zijn een aantal hele kleine onbewoonde koraaleilandjes welke helemaal beschut liggen achter een hoefvormig rif welke alle oceaan deining tegenhoudt.

Omdat de Tobago Cays in z’n geheel een beschermd natuurgebied zijn, is er geen marina, en je mag er ook geen anker uit gooien omdat je dan de koralen en de zandbodem zou kunnen beschadigen. Gelukkig liggen er genoeg moorings waar je je boot aan vast kunt leggen in het helderste water wat je maar kunt bedenken. Na het vastleggen van de boot aan een mooring sprongen we gelijk met onze snorkelspullen in het water en we bleken toen in een gebied te liggen waar vele zeeschildpadden rondzwommen.
Die waren op de zeebodem zeegras aan het grazen. De schildpadden waren bepaald niet schuw en sommigen zelfs nieuwsgierig zodat je de beesten soms zou kunnen aanraken.
De volgende dag hebben we op andere plekken gedoken waar we ook nog grote roggen tegenkwamen. Zeeschildpadden zijn indrukwekkend, maar de gefladder van de roggen was zeker zo indrukwekkend.
De eilandjes van de Tobago Cays zijn heel klein. Binnen 20 minuten ben je er om het grootste eiland heen gelopen. Overdag en ’s avonds is het er gezellig druk doordat er op het strand kleine restaurantjes zijn waar je de heerlijkste kreeft kunt eten. ’s Nachts a moet iedereen de eilandjes verlaten, de boatboys en restaurantmensen gaan met hun snelle boten terug naar Union Island om de volgende dag met boten vol met verse voorraden weer terug te komen naar de eilandjes.
Union Island

Na de Tobago Cays zijn we terug gevaren naar het nabijgelegen Union Island. Union Island bleek een kleurrijk maar arm en vooral armzalig eilandje te zijn. Prima om even in te klaren, wat boodschappen te doen en te wassen maar voor de rest niet heel bijzonder. Wel grappig was de kleine vliegtuigen die er landen en waarbij je de piloot in de ogen kunt kijken
Mayreau en Canouan
Mayreau is een klein koraaleilandje, maar de Salt Wistle Bay bleek op 12 februari weer een prima ankerbaai te zijn waar het aangenaam snorkelen was. Aangename verrassing was dat we tijdens het snorkelen op 6 meter diepte een tweetal geldbiljetten zagen liggen. Na een aantal malen goed ademhalen en diep duiken bleken we opeens 120 US dollar rijker te zijn.

De dag daarop zijn we ’s middags eerst even voor anker gegaan bij Rameau Bay op Canouan om daar te gaan snorkelen. De kust was daar wat rotsachtiger en de zee wat dieper dan de dagen daarvoor. Dat maakt het snorkelen spannender omdat je onder water dan tussen de rotsen en de koralen door kunt zwemmen.
s Avonds zijn we gaan ankeren voor het strand van een luxe resort. Na ons eerste cocktail in de bar van het resort bleek het happy hour te zijn begonnen, waardoor we, als echter Hollanders, ons niet konden beheersen en nog twee cocktails bestelden voor de prijs van een.
Mustique
In Canouan hadden we al luxe resorts te hebben gezien, maar in Mustique is qua luxe een overtreffende trap. Mustique is helemaal ingericht voor de rich en famous van deze wereld. Het kleine eilandje van maar 5 km2 is privé eigendom van de Mustique Company. Alles is er keurig onderhouden, de straten zijn mooi aangelegd, de bermen zijn netjes gemaaid als een gazon en het meeste vervoer vind plaats met golfkarretjes. Het eilandje heeft uiteraard ook een klein vliegveldje waar alleen privé vliegtuigjes landen. Wij vonden het allemaal een beetje te veel aangeharkt.

Uiteraard hebben we nog in de beroemde Basil’s Bar nog gekeken of we Mick Jagger of leden van de Engelse Koninklijke familie tegen zouden komen, maar we hadden helaas geen “geluk”. Een luxe eiland trekt uiteraard ook grote jachten aan. Vlak bij ons kwam het zeiljacht Panthalassa te liggen. Een prachtige tweemaster van 56 meter dat in de winter voor slechts US$ 200.000 per week te huur is in het Carieb. Dat bleek nog wel het instapprijsje te zijn. De kaptein en de stuurman zitten in de prijs, maar het bedienend personeel dat je op zo’n boot uiteraard nodig hebt moet je dan nog wel zelf regelen en betalen. Nadat ik dit soort idioterie uitgezocht had op het internet, werd ik extra gelukkig op mijn eigen bootje van 11,35m lang. Lekker knus en vooral rustig. Ik moet er niet aan denken dat er de hele dag personeel om me heen staat om te vragen of ik nog iets wil drinken. Bovendien voel je als eigenaar van een 56 meter zeilboot uiteraard toch weer een arme sloeber als je opeens naast een ander jacht komt te liggen welke net een meter langer blijkt te zijn.
St Vincent

16 februari zijn we van Canouan naar Blue Lagoon gevaren aan de Zuid kust van St Vincent. gevaren
Op weg naar Blue Lagoon vingen we onze tweede barracuda welke we opnieuw weg hebben gegeven aan een lokale boat boy. Alhoewel we aan een mooring lagen in Blue Lagoon mochten we ook gebruik maken van de faciliteiten van de lokale marina. Heerlijk om zelf weer eens onder een echte douche te staan en om de boot ook weer eens echt goed schoon te kunnen schrobben met heel veel zoet water.

De volgende dag hebben we een aantal dagen een auto gehuurd om het eiland te verkennen. Eerst hebben we de West kant van het eiland verkent. We hebben daar een twee tal prachtige wandelingen gemaakt. Eerst langs een stukje regenwoud met petroglyfische rotstekeningen van de oorspronkelijke bewoners van het eiland. Maar helemaal indrukwekkend was een wandeling van 1,5 uur over het Vermont Nature Trail.

Dit was een trail door een prachtig stuk regenwoud. Omdat we er aan het eind van de dag liepen werden de vogels ook weer actief waardoor we zelfs nog glimp een de zeldzame St Vincent papegaai hebben gezien.


De dag daarop moesten Sietse en ik ’s ochtends heel vroeg onze opstapper Wienke af te zetten bij het vliegveld, waarna Sietse en ik doorreden om nu de Oostkant van het eiland te verkennen. Via de prachtige Mesapotamia vallei kwamen we bij Montreal Gardens terecht. Er zijn botanische tuinen en hele mooie botanische tuinen. De Montral Gardens was echter de mooiste tuin die ik ooit gezien heb. Het bleek een privé tuin te zijn, welke waanzinnig goed onderhoud was en welke in februari al een prachtige bloemenzee was. Het vochtige tropische klimaat in de Mesapotamia vallei bleek een heel bijzonder gunstig micro klimaat op te leveren welke het realiseren van zo’n prachtige tuin mogelijk maakt.

Na als enige bezoekers al een uur te hebben rondgelopen in de tuinen kwamen we een tuinman tegen met totaal versleten kleren. Deze tuinman bleek echter de Engelse eigenaar van het tuincomplex te zijn dat hij 25 jaar geleden was gaan aanleggen en onderhouden. Heel, heel indrukwekkend!
Bequia


Omdat we opstapper Wienke op 17 februari moesten afzetten op St Vincent hadden we het eilandje Bequia moeten overslaan. Na 3 dagen St. Vincent zijn we weer terug naar het Zuiden gevaren om Bequia alsnog te bezoeken.Bequia bleek een walhalla voor zeiljachten te zijn. Het is gezellig druk in de enorme Admirality Bay. Aan land zijn er vele kleine winkeltjes en gezellige restaurantjes. Maar ook op het water was er veel bedrijvig. Vele kleine bootjes tuften de hele dag door de baai om water of diesel te verkopen, maar ook om was op te halen, of om mensen naar land te brengen. Er voer voor de kust van Bequia ook een lokale fotograaf rond welke indrukwekkend mooie foto’s van de Atropos bleek te hebben gemaakt. Extra gezellig werd het toen we weer een groep Nederlandse zeilers tegenkwamen in de baai. Dat leverde spontane bootborrels etentjes op. Met tegenzin verlieten we Bequia na 6 nachten, we hadden er nog wel weken willen liggen.
St Vincent voor de tweede keer
24 Februari trokken we het anker op in Bequia en voeren naar Wallilabou Bay aan de Westkust van St Vincent. We wisten al dat we daar voor anker moesten gaan liggen terwijl de achterkant van de boot met een lange lijn aan een kokospalm op land werd vastgemaakt. Door andere vertrekkers hadden ons al verteld over deze ankerwijze en dat we ook weer verplicht geholpen zouden worden bij het vastleggen van de achterlijn. Onze boat boy Iceman was dit keer bijzonder plezierig. Een tikkeltje brutaal nodigde hij ons uit om een biertje te komen drinken in het café van zijn broer. Omdat het warm was leek ons dat een prima idee waarop Iceman ons in zijn snelle motorboot liet stappen om ons 10 minuten later af te zetten in een louche café aan het strand van een arm vissersdorpje. Normaal zouden we daar nooit een biertje gaan drinken, maar Iceman vertelde ons dat we volkomen veilig waren omdat we zijn gast waren. Een paar biertjes verder werd ons door Iceman ook nog lokale wiet aangeboden, waarbij hij vertelde dat in St Vincent wiet voor het hele Caribische gebied werd gekweekt. Hij nodigde ons darbij gelijk uit om de volgende dag samen met hem een aantal wietplantages te bezoeken. Nu zijn Sietse en ik geen grote drugsliefhebbers, dus dat aanbod hebben we maar beleefd afgeslagen.


Walilabou Bay is een prachtige baai, waar veel opnames zijn gemaakt voor de eerste film van de Pirates of the Carabien. De nep galg en de nephuisjes van de filmsets tonden er nog steeds, evenals de lijkkisten waaruit in de film ’s nachts de geesten opstonden. Allemaal leuk om te zien. De volgende dag zijn we nog gaan snorkelen onder de rots die in de eerste shots van de film gelijk in beeld komt. Piraten hebben we er niet gezien, maar het snorkelen in glashelder water was heerlijk.
Afscheid

Per saldo konden we terugkijken op een aantal zeer plezierige weken in St Vincent en de Grenadines. Eigenlijk was het een aaneenschakelingen van hoogtepunten, waarbij ik echter droevig besefte dat het zo lastig bereikbaar is dat het niet waarschijnlijk is dat ik er ooit met een zeilboot terug zal komen
Volgende blog: 16. St Lucia en Martinique