19. St Maarten, Anguilla, St Barths, Saba en opnieuw St Maarten

Na afscheid genomen te hebben van het prachtige St Eustatius, ben ik 9 april in een lange dagtocht naar St Maarten gezeild.

Het bijzondere van St Maarten is dat je, naast een aantal baaien op zee, ook in een soort binnenzee, de “Lagoon” genaamd kon liggen. Ik wilde daar graag heen omdat ik inmiddels ontdekt had dat in het Nederlandse deel van de Lagoon veel winkels en onderhoudsbedrijven waren voor zeilboten. Omdat mijn buitenboordmotor in St Eustatius definitief de geest had gegeven had ik dat soort bedrijven even hard nodig.
Om de Lagoon in te komen moet je door een typisch Nederlandse ophaalbrug. Omdat in de pilots stond dat die brug maar 4 maal per dag opengaat voor binnenkomend verkeer, heb ik hard moeten varen voor de brug van 15:00 uur. Het was lang geleden dat ik rekening moest houden met een gesloten brug. De laatste keer was de dag dat ik in juni 2018 uit Medemblik vertrok.

Aangekomen in de Lagoon verbaasde ik mij over de enorme superjachten die inmiddels ook weer in de Lagoon lagen. Los van grote superjachten was het aantal motorbootjes met veel te veel pk’s in hun buitenboordmotor(en) amper te tellen. 3x300pk was zo ongeveer het gemiddelde. Ik schrok op St Maarten van het grote aantallen wrakken welke nog in het water en op de kant lagen als gevolg van de orkaan Irma.  In het Nederlandse deel van St Maarten hebben de meeste ondernemers al wel het initiatief genomen om hun business weer snel en goed op te bouwen. Echter aan het opruimen van wrakken kan niemand wat verdienen. Er ligt geld van de Nederlandse overheid klaar om de wrakken op te ruimen, maar de lokale autoriteiten van St Maarten doen nog al moeilijk over opruimvergunningen. Volgens de roddels die ik op het eiland hoorde van locals, wil de lokale overheid nog steeds een deel van het internationaal beschikbaar gestelde geld in eigen zak steken, waardoor de internationale autoriteiten die o.a. het Nederlandse donorgeld mogen vrijgeven, dit geld nog steeds niet durven vrij te geven. Eerlijkheid gebied wel te zeggen dat het aan de Franse zijde van St Maarten nog veel erger was. Daar was nog helemaal niets opgeruimd en ook nog helemaal niets geïnvesteerd in de wederopbouw. Volgens dezelfde roddels die ik hoorde van locals van St Maarten, is de Franse bevolking van St Martin niet gewend om zelf initiatief te nemen voor wederopbouwwerk. Verslaafd als ze zijn aan steun en subsidies van de Franse overheid wacht iedereen op St Martin nog steeds op acties van de Franse overheid.

Zoals al  opgemerkt waren er een groot aantal watersportzaken en bootservice bedrijven in de Lagoon. In het straatje langs de Lagoon kon ik wel bij 4 bedrijven een nieuwe motor kopen. Binnen een dag was ik dus weer heel wat geld lichter, maar hing er wel een mooie nieuwe Yamaha 6 pk aan mijn dinghy. Eindelijk kon ik nu ook makkelijk in plané komen, maar vervolgens bleek natuurlijk dat mijn dinghy daar niet heel erg geschikt voor is. Gelukkig heb ik mezelf kunnen bedwingen om niet ook nog een nieuwe rubberboot met hard bodem te kopen.

In St Maarten heb ik opstappers Herman en Henk opgehaald van het Prinses Juliana vliegveld. Met z’n drieën hebben we in een huurauto St Maarten verkent. Zo kwamen we er al snel achter dat St Maarten en ook het Franse deel van het eiland nou niet tot de mooiste eilanden behoorden die we tegen waren gekomen. Alle mooie gedeelten van het eiland en alle mooie baaien waren namelijk volgebouwd met resorts.  Dat is leuk voor een lekkere lunch, maar het authentieke easy going Carieb gevoel dat ik eerder had, was door het overontwikkelde toerisme eigenlijk wel verdwenen.

Met Henk en Hermen gingen we een rondje rondom St Maarten zeilen, waarbij we Anguilla, St Bart en Saba aan zouden doen om de trip weer te beëindigen in St Maarten.

Anguilla bleek een laag, langgerekt eiland te zijn dat ook helemaal volgebouwd was met resorts. Niet bijzonder aantrekkelijk dus. Wel bijzonder waren wel de drie onbewoonde eilandjes iets ten noorden van Anguilla: Prickly Pear West, Prickley Pear East en Sandy Island. De beide  Prickly Pear eilanden waren volledig onbewoonde koraaleilandjes. Na het anker uitgeworpen te hebben sprongen we in het water en snorkelden we door het helderste water van de wereld naar een klein strandje. Vandaar konden we het prachtige eilandje verkennen waarbij we ons Robinson Crusoe waanden (of Tom Hanks met zijn Mr Wilson).


De dag daarop, op 14 april, zij we voor anker gegaan bij Sandy Island. Ook dat was weer een kaal koraaleilandje dat maar een meter boven het water uitsteekt.
Maar dit eiland had overdag een restaurant. Het geeft wel een heel bijzonder gevoel om de Atropos eerst aan het anker te leggen om daarna in
zwembroek met een dinghy naar het eilandje te varen, om dan heerlijk te lunchen met je blote voeten in helder wit koraal zand en uitzicht op de boot en het azuurblauwe water.

Weer een dag later zijn we doorgevaren naar St Barths, of eigenlijk Saint Barthélemy zoals de Fransen het eiland noemen.

De bijzondere historie van St Barths

 Net zo als veel andere Caribische eilanden heeft Columbus St Barths in 1493 ontdekt en was het eerst een Spaanse kolonie. Rond 1650 werd het eiland bevolkt door een 50-tal Franse kolonisten, daartoe aangemoedigd door de toenmalige gouverneur van de Franse West Indische Company. De ontwikkeling van de kolonie en de plantages liep echter maar matig en in 1784 werd het eiland daarom door Frankrijk verkocht aan de Zweden. De Zweden wilden namelijk ook graag een kolonie in het Carieb. Door er een vrijhaven van te maken en de lokale plantages te laten bewerken door slaven, werd St Barths in Zweedse handen opeens een succesvolle kolonie. Echter na de afschaffing van de slavernij in 1847 en na een heftige orkaan in 1852 was het gedaan met de welvaart op St Barths. De Zweden verkochten het eilandje  in 1878 daarom weer terug aan de Fransen. De Zweedse invloed is echter nog niet helemaal verdwenen. Alleen al de naam van de hoofdstad van het eiland: Gustavia, maakt de Zweedse herkomst duidelijk. Ook zijn veel straatnamen in Gustavia nog tweetalig: Zweeds en Frans.

St Barths heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een tropische versie van St Tropez. Mooie luxe restaurants, hotels, winkels met overal personeel dat in de zomer aan de Franse Riviera werkt en in de winter in St Barths. Het is daarmee ook en eiland voor de zeer rijken geworden. Naast de luxe winkels, restaurants en hotels was dat ook zichtbaar in de zeilraces die georganiseerd werden in de week die wij daar waren.

Dit was nogal een exclusieve aangelegenheid met heel veel zeilboten van iets van 100 voet met alles van carbon en een overdaad aan ingevlogen betaalde crews. Allemaal prachtig om te zien, maar alleen bereikbaar voor multi-miljoenairs.

Maar geen misverstand, het was er heel plezierig. Voor het eerst sinds maanden hadden we het gevoel weer een beetje in Europa te zijn. Dat was toch wel plezieriger dan de vele  eilanden die ik had bezocht en die  slechts er op gericht waren om Amerikaanse toeristen te vermaken met casino’s en andere plat vermaak

Op Goede Vrijdag 18 april zeilden we van St Barths naar Saba.

Saba is slechts een kleine, maar steile en hoge, rots van 877m hoog.  Als Nederlandse gemeente heeft het daarmee wel het hoogste punt van Nederland. Het was onze bedoeling om op Saba aan land te gaan maar dat mislukte helaas. Het hele klein haventje van Fort Bay lag helemaal vol met een ferry en vissersboten. Daarom moesten uitwijken naar een van de 6 moorings die aan de westzijde van Saba speciaal aangelegd zijn voor jachten. Ankeren is rond Saba niet mogelijk vanwege de diepte en de altijd aanwezige stevige golfslag. Vanwege deze golfslag durfden we ook niet met onze dinghy aan land te gaan. De kans dat je bij het aanmeren over de kop of lek slaat is zo ongeveer 99%. Omdat we hadden gehoord dat Saba een nog leuker eiland was dan St Eustatius hebben we wat telefoontjes gepleegd om te kijken of er een vissersboot of taxiboot ons zou kunnen oppikken. Maar het bleek dat, omdat het goede vrijdag was, niemand uit wilde varen. Zo konden lagen we voor Saba, keken we naar Saba, maar konden we helaas niet op Saba komen.

We hadden daardoor wat tijd om klusjes te verrichten, waaronder de meest nare klus die je kunt bedenken: het openschroeven van de verstopte toilet om deze weer te ontstoppen. Bij 30 graden buiten in de schaduw, 40 graden binnen, een rollende boot en een verschrikkelijke stank was dat een echte nare klus. Gelukkig wordt ik nooit zeeziek, maar alle ingrediënten daarvoor waren er volop voor aanwezig.

Alhoewel we niet aan land zijn gekomen op Saba hadden we wel veel bekijks. We lagen ongeveer 100m  van de wal en precies voor onze neus liep er een weg naar het kiezelstrand van Well’s bay.

Tenminste een keer per uur kwam er wel een auto naar beneden om ons eens goed te bekijken met een verrekijker.

errekijker . Daarop hebben wij uiteraard ook elke gelegenheid benutten om op dezelfde wijze de locals te bestuderen met onze verrekijker.

Na een nacht voor Saba te hebben gelegen werd het tijd om terug te gaan naar St Maarten. Henk was op St Barths al teruggaan, maar Herman moest vanuit St Maarten terug naar Nederland.

Weer aangekomen in de Lagoon van St Maarten konden weer wat klusjes verrichten en konden we ook ons grootzeil laten repareren. Het achterlijk van ons rolgrootzeil was wat gedelamineerd waardoor het zeil niet meer goed uit de mast kon rollen.  Op St Maarten werd dat prima werd gerepareerd door een zeilmaker door een heel klein stukje van het achterlijk af te knippen.

Volgende blog: 20. De British Virgin Islands