3. Oost Engeland

Whitby

Aangekomen in Whitby nemen we ruim de tijd om van het stadje en de omgeving te genieten.

Whitby is een prachtig authentiek stadje, maar is ook wel vergelijkbaar met ons eigen Nederlandse Valkenburg: heel veel (te dikke) toeristen, heel veel winkeltjes met snuisterijen en nog veel meer eetgelegenheden. Bijzonder is wel dat als we het stadje uitlopen naar de kloosterruïne die boven op een heuvel ligt, het aantal toeristen afneemt. Het beklimmen van de heuvel is voor vele Engelse toeristen duidelijk al een te zware inspanning. Wij vinden dat helemaal prima, als we willen kunnen we ons onderdompelen in de toeristische drukte, maar binnen een paar minuten lopen is het gelijk weer helemaal rustig met een heerlijk uitzicht vanaf de hoge kliffen op zee.

Het eerste uitstapje dat we maken is een lange kustwandeling richting Robin Hood Bay. De volgende dag gaan we in een oud museumtreintje richting het nationale park in de Yorkshire Dales. Bij het dorpje Goathland stappen we uit bij een stationnetje dat ook gefigureerd heeft in aantal Harry Potters films. Daar waar we in Nederland gewend zijn dat een treinstation in of nabij een stadje ligt, is dat in Goathland toch heel anders. Direct vanuit het station lopen we de verlaten heidevelden op.

Opstappers David en Peter bedanken ons nog met een etentje en na veel onderzoek kiezen ze voor een BBC-award winnende fish and chips restaurant in Whitby. Ondanks het feit dat we gereserveerd hebben, moeten we nog steeds een half uur buiten in de rij staan om naar binnen te mogen. In Engeland is een lange wachtrij voor een fish and chips restaurant een erkend bewijs van kwaliteit. Maar helaas blijkt ook hele goede fish and chips vooral te betekenen dat we veel bleke vis en veel bleke frites geserveerd krijgen. 

Hartepool

Na drie dagen in Whitby is het dinsdag 30 mei tijd om te verkassen naar de getijdehaven van Hartepool. Om in de marina te komen moeten we eerst door een klein sluisje varen. Door dit sluisje hoeven we geen rekening te houden met het getij. In Hartepool leerden we voor het eerst dat Engelse getijdensluisjes vaak een luxe bijzonderheid hebben. Zowel voor de sluis als in de sluis ligt een drijvende ponton. Je kunt je landvasten dan comfortabel vastmaken aan de bolders op de ponton en de boot gaat dan samen met de ponton op en neer bij het schutten in de sluis. Dat zou ik in Nederland ook wel willen hebben!

Maar daarmee hebben we alle leuke dingen over Hartepool ook wel gezegd. Het is een sfeerloos stadje met een sfeerloze marina, waarbij de marina omringd wordt met eentonige nieuwbouw flats. 

Newcastle

Nadat David en Peter in Hartepool afgestapt zijn, moeten Jessica en ik, nu voor het eerst met zijn tweeën aan de bak. De volgende bestemming is Royal Quays Marina vlak bij New Castle Ook deze marina is alleen bereikbaar via een klein getijdesluisje. 

Blight

Het blijft nog steeds prachtig weer als we zaterdag 2 juni doorvaren naar de marina van de royal yacht club in Blight. Daar waar we verwacht hadden in een luxueuze omgeving te belanden, blijkt de haven van Blight vooral een grote off shore industriehaven te zijn met een klein haventje voor wat kleinere zeilboten en voor oude, vaak verlaten, vissersbootjes. We zijn in Noord Oost Engeland en dat is duidelijk een verarmde omgeving, waar de Brexit weinig goed heeft gebracht. Zelfs het prachtige zandstrand slaagt er niet in geslaagd om badgasten aan te trekken. 

Farne Islands en Holy Island

Na een week varen langs de Engelse Oostkust wordt het opeens heel koud weer. Ik denk even dat de buitenthermometer kapot is omdat die ook overdag maar steeds 11 graden aangwwft. In Nederland en in Zuid-Engeland puffen de mensen wekenlang van de warmte, maar wij krijgen wekenlang een polaire wind uit het noordoosten over ons heen.

Op weg naar Holy Island varen we eerst langs de Farne eilanden. Deze eilandjes zijn een beschermd vogelreservaat. Vanaf ca. 5 zeemijl voor die eilandengroep varen we opeens tussen zwermen zwemmende en duikende papagaaiduikertjes, alken, drieteenmeeuwen, en zeekoetjes. Zodra deze vogels genoeg visjes gevangen hebben vliegen ze in één rechte lijn naar de Farne eilanden waar ze hun jongen voeren. 

Na de Farne Eilanden is het nog een klein stukje varen naar Holy Island 

Holy Island is een klein (schier)eilandje dat alleen bij vloed met een dijkje verbonden is het vaste land. Elke dag komen hordes toeristen over dit dijkje naar het eiland rijden. Maar los van een aantal “tourist traps” is het een eiland met nog steeds een rustig vissersplaatsje, waarbij de vissers oude, omgekeerde, boten als opslag gebruiken voor hun vissersattributen.

Bij Holy Island moeten we voor het eerst in ons leven ankeren in sterk  stromend water.  Dat gaat gelukkig prima. Elke keer als het getij verandert, schuurt de ankerketting over de zeebodem. Dat  geschuur van de ketting geeft een onrustig makend resonerend geluid door de hele boot. Maar we leren steeds beter te vertrouwen op ons 20 kg zware Bruce anker en na een aantal getijden wisselingen wantrouwen we het schurende geluid ook niet meer. Bovendien kunnen  met een “ankerwatch” app op de plotter we ook voortdurend controleren dat de boot wel beweegt, maar alleen in een vast cirkel rondom het anker. Met dat we vertrouwen krijgen in ons anker kunnen we ook weer genieten van de rust en de stilte van een mooie ankerplek.

Het leukste van de ankerplek bij Holy Island zijn de vele grijze zeehonden die steeds rond de boot zwemmen en telkens rechtop in het waters ”staan” om nieuwsgierig te kijken wat wij aan het doen zijn. Op enig moment tellen we zelfs 40 zeehonden om de boot heen.

Berwick upon TweeNa een extra dag op Holy Island varen we 6 juni naar Berwick upon Tweed, de laatste havenplaats voor de Schotse grens. De aanloop van de stadshaven is een echte navigatie-uitdaging. Wij kwamen aan bij hoogwater en we zagen een groot binnenmeer, waarvan we weten dat het grotendeels te ondiep is om te varen. Net zoals op de Nederlandse wadden, is het dan een kwestie van het goed bekijken van de plotter én te zoeken naar de spaarzame boeitjes die het smalle bevaarbare kanaaltje markeren. Eenmaal in de stadshaven aangekomen liggen we in 5,5 meter water. Wetende dat het hoogwater is en dat het water nog 4 meter zou zakken, zou er bij laagwater eigenlijk te weinig water staan voor onze boot met een diepgang van 2 meter. De havenmeester stelt ons gelijk gerust en vertelt dat we prima liggen omdat de bodem bestaat uit zachte modder is. De kiel kan soepel in de modder zakken en ook weer loskomen. Wel adviseert de havenmeester om de afsluiters dicht te draaien. Dat bleek niet helemaal te helpen, want de volgende dag spoelt er door het toilet vooral zwart modderwater. Berwick blijkt niet de naargeestigheid te hebben van de eerdere haventjes aan de Engelse oostkus, het is een mooi, rustig kustplaatsje.