
24 April vertrok ik samen met Els en André vanuit St-Maarten naar de British Virgin Islands. We voeren echter eerst nog langs de Prickly Pear Islands welke onderdeel zijn van Anguilla. Omdat ik daar een aantal dagen daarvoor zo geweldig gesnorkeld hadden, hebben we opnieuw het anker uitgegooid in de baai van het Oost eiland van Prickly Pear Islands en zijn we het onbewoonde koraaleiland weer gaan verkennen. Terug bij de boot inspecteerde ik nog even het anker en daarbij zag ik tot mijn schrik dat het anker niet ingegraven was, maar op 6 meter diepte geklemd lag onder een groot brok koraalrots. We konden gelukkig met een listige manoeuvre het anker nog onder de rots vandaan trekken, waarna we alsnog echt konden beginnen aan de oversteek van ca.80 mijl naar de British Virgin Islands. Na een ontspannen nachtje doorvaren kwam de volgende dag het eiland Virgin Gorda al snel in zicht en kon ik beginnen aan 4 weken rondvaren op de British Virgin Islands. Na twee dagen vertrokken Els en André, waarna echtgenote Jessica zich meldde voor 3 weken ontspanning op de BVI’s. Na deze 3 weken vertrok Jessica en zijn Michiel en Edwin opgestapt om mee over te steken naar Bermuda.
Intermezzo: de British Virgin Islands (BVI’s)


Dit zijn een groep grotere en kleinere eilanden die rond een soort van binnenzee liggen. Het gebied beslaat in totaal maar een oppervlakte van 25 mijl bij 9 mijl, waardoor de vaarafstanden kort blijven en er veel tijd overblijft om lekker te relaxen of te snorkelen. Eigenlijk lijkt het gebied heel veel op de eilanden rond Lefkas in Griekenland, maar dan wel met altijd een constante lekkere wind.
Ik had al heel veel positieve verhalen gelezen over zeilvakanties op de BVI, vooral van mensen die op de BVI’s een boot huurden voor een week of twee. Die huurboten waren voor ons meteen ook een domper. Het was op vele ankerplaatsen vaak druk met grote huurcatamarans die, volgeladen met luidruchtige Amerikanen, de rust verstoorden. Op rustige ankerplekken was het echter heerlijk. Mooiere zonsondergangen dan op de BVI’s bestaan er niet.
Omdat ik met 3 crews in een klein gebied 4 weken rondgezeild heb, heb ik de meeste eilanden een aantal malen bezocht. Hieronder daarom maar een soort rondleiding door het gebied.
Virgin Gorda
In Virgin Gorda zijn er twee mooie plekken die ik beiden een aantal malen bezocht heb.

Allereerst was dat de Gorda Sound. Dat is grote baai in het Noorden van het eiland. De orkaan Irma bleek heftig te hebben toegeslagen in deze baai, waardoor alle marina’s en restaurants er nog allemaal of vernietigd bij lagen of nog opgebouwd werden. Er was dus geen vermaak in de baai, waardoor het er heerlijk rustig was. Op de eerste avond dat ik er was gooiden we wat organisch etensafval overboord.

Toen we ’s nachts in het water keken zagen we een groep grote vissen de hele tijd rond de boot de boot zwemmen. Eerst dachten dat we (eindelijk!) haaien rond de boot zagen, dat leek ons uiteraard wel spannend. De volgende dag zwommen ze nog steeds rond de boot, maar navraag bij lokale duikers bleek echter dat dit grote, maar ongevaarlijke, loodsvissen waren.
Zoals gezegd, het eiland was zwaar getroffen door de orkaan Irma. Vooral in en rond enige plaatsje op het eiland, Spanish Harbour, schrokken we van de situatie. In vele straten was twee jaar na Irma nog steeds geen enkel huis hersteld. Meestal zag je slechts een betonnen vloer met een toiletpot. De houten opstallen waren tijdens de hurricane helemaal weggewaaid. Iedereen in het dorp was daarom nog steeds bezig om met grote bulldozers bouwpuin, omgewaaide bomen en autowrakken op grote hopen te schuiven. Ik kreeg er kippenvel van. Extra wrang is dat een aantal zeer exclusieve toeristenlocaties zijn rond Virgin Gorda al wel hersteld zijn. Voor het herstel van deze luxe vakantielocaties voor de happy few is altijd wel geld te vinden. Los van gebrek aan geld was er op Virgin Gorda ook simpelweg een gebrek aan nieuwe bouwmaterialen.

De mooiste plek van het de hele BVI ‘s ligt op de Zuid punt van Virgin Gorda, namelijk de Baths. Dit zijn een aantal grote rotsen die half in het water en half op het strand liggen. Het prachtige is dat je door deze rotsblokken heen kunt lopen waarbij je soms tot je heupen in het water staat en soms over hoge rotsblokken heen moet klauteren.

Nog mooier is dat het water er griezelig helder en blauw is en het zand er akelig wit is. Dit zorgt vooral onder water voor een adembenemend mooie plaatjes waarbij je moeiteloos een tientallen meter zicht hebt. Om de Baths te bereiken heb je als zeiler het voorrecht om voor de rotsen van de Baths een mooring op te kunnen pikken, om vervolgens met de rubberboot tot vlak voor de kust te varen. Je mocht met de rubberboot echter niet het strand op. Ook je rubberboot moest je vlak voor de kust vastknopen aan een door de National Park Trust speciaal daarvoor neergelegde mooringlijn. Daarna had je slechts één keus: overboord springen en naar het strand zwemmen. Wetende dat elke dag tiental zeilboten en ook tientallen toeristenboten dit doen, besef je dat dit ook inderdaad de enige manier om het koraal en de rotsen te behoeden voor vernietiging en vervuiling. Waar we in de Gorda Sound dachten (eindelijk) haaien te zien, kon ik bij de Baths weer een vinkje zetten op mijn bucket list. Jessica en zagen daar onze eerste haai onder water. Helaas hadden we toen geen onderwatercamera bij ons, maar de zusterhaai van ca. 3 meter zal ik niet snel vergeten.
Jost van Dyke


Jost van Dyke is het meest westelijke eiland van de BVI’s. Het eiland is genoemd naar een Nederlandse zeerover, die van hieruit op strooptocht ging. Op het eiland zijn alleen bij Great Harbour wat (toeristen) winkeltjes en restaurants te vinden aan een zandpad. We zijn een aantal malen op Jost van Dyke geweest en omdat Great Harbour op een keer te vol was, zijn we een ook keer uitgeweken naar het kleinere Little Harbour. Daar was alleen een (gesloten) restaurant te vinden en een aantal geankerde boten. Vanwege de rust in Little Harbour hebben we daar misschien nog wel fijner gelegen dan in Great Harbour.

Hoogtepunt op Just van Dyke was voor ons echter een middag voor anker liggen bij Sandy Split aan de Oostkant van het eiland. Dat is een klein, geheel onbewoond, koraaleiland . Het voelde nog steeds heel speciaal om vanuit de boot naar de kant te zwemmen om dan op een eiland van alleen maar spierwit koraalzand rond te lopen.
Tortola


Het hoofdeiland van de BVI’s is Tortola met als hoofdstad Road Harbour. Op Tortola is ook het internationale vliegveld van de eilanden. Nu stelt dat niet zo heel veel voor. De meeste Nederlanders zullen eerst naar St-Maarten vliegen om daarna in een klein 10 persoon vliegtuigje te stappen die vanuit St-Maarten in een uurtje naar Tortola vliegt. In de vertrekhal van het vliegveld is ook tamelijk informeel. Er scharrelen gewoon kippen door de vertrekhal en de rondlopende poezen zullen er vermoedelijk voor zorgen dat er niet te veel muizen en ratten komen.

Ik heb een week in een Village Cay Marina in Road Harbour gelegen. Ook daar waren de effecten van hurricane Irma nog goed zichtbaar. In het water lagen nog overal wrakken van verlaten zeiljachten. Alhoewel minder heftige dan op Virgin Gorda, waren er ook nog veel panden beschadigd.
Omdat er vanuit Tortola honderden jachten (en vooral catamarans) verhuurd worden, waren de voorzieningen om jachten te onderhouden er prima. Er moest het nodige aan de Atropos gebeuren, van een nieuwe toiletpot tot motoronderhoud aan de diesel. Dat is allemaal prima gelukt door kundige onderhoudsspecialisten.
Vanuit de bar van Village Cay Marina heb ik via het internet ook nog kunnen genieten van het Eurovisie Song Festival, waar “onze” Duncan won. Tijdens de avond heb ik via WhatsApp steeds commentaar kunnen uitwisselen met mijn oud opstappers Etienne en Stefan. Groot voordeel van het tijdverschil met Nederland was wel dat ik om 9:00u lokale tijd de uitslag al wist, terwijl Etienne en Stefan dat pas diep in de nacht wisten. In de marina heb ik uiteraard ook lokale en Amerikaanse bezoekers mee laten genieten van onze Europese cultuur. Zij kenden het hele bestaan van het Eurovisie Songfestival uiteraard niet, maar naar een aantal rondjes Carib bier, vond iedereen het een geweldig festijn.
Norman Island


Anderhalf uur varen ten zuiden van Tortola ligt een klein, onbewoond, eilandje genaamd Norman Island.
Ik heb daar wel vijf keer aan een mooring gelegen en met mij alle bemanningen die me op de BVI’s hebben bezocht. Steeds was het er paradijselijk mooi en rustig. Wandelen op het eiland en snorkelen was er steeds een belevenis.

De grote goed beschutte Bight baai was mooi, maar het allermooist vonden we de ankerplaatsen in Privateer Bay.Van daaruit konden we met de rubberboot weer tot vlak bij de kust komen om dan te snorkelen in en rond een aantal grotten. Helemaal geweldig was het snorkelen bij een grot waar duizenden hele kleine visjes rondzwommen, welke vanuit het opgejaagd werden door een soort van kabeljauwen van 1,5m lang en die vanuit de lucht bestookt werden door duikende pelikanen.
Vooral de pelikanen die als een soort van duikbommenwerper het water indoken was spectaculair om te zien vanuit het water.
De Indians

Ik besef dat ik in superlatieven blijf schrijven was er vlak bij Norman Island een kleine rotsgroep, de Indians.Dat was echt nog weer een overtreffende trap. De Indians zijn een aantal rotsen die te midden van allerlei riffen liggen. Er waren daar door de National Park Trust een aantal moorings neergelegd, waar je alleen overdag een uurtje aan mocht liggen. Ik heb dat een aantal malen gedaan omdat de onderwaterwereld er zo mooi is.


Je snorkelt daar tussen steile riffen en ondiepe baaitjes en dat alles begroeit met mooie koralen. Overal was er een overdaad aan de meest kleurrijke koraalvissen. Ik had op St-Maarten een kaart gekocht waar de meeste koraalvissen op staan. Rond Norman Island en de Indians kon je echt een vinkje zetten bij bijna alle op de kaart staande vissen
Volgende blog: 21. De oversteek naar Bermuda