Galicië
De meeste mensen die aan op vakantie gaan in Spanje, zullen niet spontaan aan Galicië denken. Een aantal kennen wellicht alleen de naam van het bedevaartsoord Santiago de Compostella of de voetbalclub Deportivo la Coruna (die dus La Coruna als huisbasis heeft). Vermoedelijk komt dat vooral omdat het een enorm afstand als je er met een auto heen rijdt en vermoedelijk ook omdat het weer in Galicië niet zo voorspelbaar zonnig is als op andere Spaanse Costa’s.
Opvallend was dat ik in Galicië, behalve wat buitenlandse zeilers, geen buitenlanders tegen ben gekomen. Omdat Spanjaarden (terecht) geloven dat Spaans een wereldtaal is, was het Galicië in soms wel lastig om te communiceren. Ook jonge Spanjaarden spraken vaak geen woord Engels. Gelukkig bleven alle Spanjaarden wel hun best doen om of in vloeiend Spaans of met gebarentaal te communiceren. Hoe beroerd de communicatie soms ook liep, de Galiciërs bleven aardig en geduldig waardoor het altijd heel plezierig bleef.
Tijdens mijn zeiltocht is Galicië een logische plek om aan te doen vanuit Zuid Engeland. In veel verhalen van zeilers had ik al gelezen dat ze Galicië een heerlijk zeilgebied vonden. Ik was er echter zelf nog nooit geweest en ik liet me dus graag verrassen. In augustus heb ik er bijna vier weken rondgevaren en al deze weken waren heerlijk en prachtig. Vooral omdat na de eerste week de dagafstanden minder groot werden en er ook ruimte was om een aantal dagen op een plek te blijven. Pas toen kreeg ik de rust om te genieten van de omgeving en van de mensen.
Het heerlijke van met name de West kust van Galicië is dat het bestaat uit een vijftal lange baaien en dat je in elke baai een aantal stadjes of ankerplaatsen kunt aandoen.
De mensen uit Galicië hebben een heel bijzonder scheppingsverhaal over het ontstaan van de baaien die ze “Ria’s” noemen. Het verhaal is dat God de wereld in 6 dagen heeft geschapen en dat hij op de zevende dag uitrustte. Tijdens dit uitrusten legde God zijn hand op Galicië en met zijn vijf vingers creëerde hij zo de vijf Ria’s.
La Coruna
Zoals in de vorige blog beschreven kwam ik 3 november aan in La Coruna. De volgende dag heb ik opstapper Michiel uitgezwaaid. Hij moest al weer vroeg op om zijn vliegtuig te halen. Na dit uitzwaaien ben ik gelijk weer mijn bed ingekropen om nog wat achterstallige slaap in te halen. Na het uitslapen kon ik weer heerlijk onder de douche waarna ik me maar eens ben gaan aanmelden.
Intermezzo: formaliteiten
In Engeland was ik gewend dat de Britten geen heftige inschrijf formaliteiten kennen bij het aanmelden. In Spanje is dat anders. Niet dat ze vervelend bureaucratisch zijn, maar in elke Spaanse haven moest het eigendomsbewijs, het verzekeringsbewijs en een paspoort getoond en gekopieerd worden. Los daarvan moest eigenlijk alle gegevens uit het eigendomsbewijs en het paspoort ook nog ingevuld worden op een inschrijfpapier.
Anders dan bij bijvoorbeeld een huis of een auto kennen we in Nederland geen formeel eigendomsbewijs van een boot. Het Watersportverbond heeft echter een soort van officieus eigendomsbewijs gemaakt dat tot op heden overal geaccepteerd wordt. Wat we (gelukkig) in Nederland ook niet kennen is een registratienummer. In veel Europese landen moeten alle boten op een goed zichtbare plek een registratienummer tonen. Dit nummer wordt natuurlijk ook altijd gevraagd bij inschrijving in het Spaanse havenkantoor. Meestal kwam ik er bij de inschrijving wel weg met het verhaal dat we in Nederland geen formeel registratienummer kennen. In een aantal havens heb ik echter meegemaakt dat ze dat niet geloofden. Alsdan gaf ik maar het “hull number” door dat Malo bij de bouw in Zweden aan de boot heeft gegeven. Dit nummer stond ook op het officieuze eigendomsbewijs van het Watersportverbond. Tot op heden waren de mensen die er echt op stonden om een registratienummer te noteren heel tevreden met het noteren van dit hull number.
Na bijgeslapen te hebben, de formaliteiten afgehandeld te hebben en de was gedraaid te hebben was er gelukkig ook tijd om de oude binnenstad van La Coruna te verkennen. Zoals de meeste Spaanse stadjes bestaat de oude binnenstad vooral uit smalle straatje zonder autoverkeer. Natuurlijk was er in elke straatje een kerk, een kroeg en een restaurant. In La Coruna kwam ik al rondlopend bij een heerlijke kroeg/restaurant dat vol hing met allerlei prachtige hammen. Na een eerste schaaltje ham (met wat brood en wijn) geproefd te hebben werd mij ook nog aangeraden om hun pata negra ham te proeven. Dit was ook daar zo exclusief dat alleen de baas van het restaurant deze ham mocht afsnijden. Er werd mij wel van te voren aangeraden om niet te veel te bestellen omdat de ham ook daar euro 140 per kg kost. Het was z’n prijs echter meer dan waar. Het was zo verschrikkelijk lekker!
Nattigheid

Goed uitgerust en met veel goede moed vertrok ik vanuit La Coruna in mijn eentje op 6 augustus naar de Corme aan de baai Ria de Corme y Laxe. Een lastig tochtje omdat ik de hele tocht pal wind tegen had. Nog vervelender werd het toen ik er achter kwam dat ik het bovenluik in de voorkajuit op een kier had laten openstaan. Omdat het nogal stevig woei werd de boot niet alleen aan de buitenkant goed afgespoeld met zeewater.
Mijn voorkajuit was ook goed nat inclusief al mijn beddengoed, mijn linnengoed, mijn kussens en de matrassen. Ik begrijp dat elke zeilers dit wel eens overkomt, maar toen ik dat tijdens de tocht ontdekte, baalde ik verschrikkelijk. Het was maar goed dat er daar geen bordje stond met een afslag naar Nederland. Dan was ik meteen teruggegaan naar Nederland. Maar omdat er op zee geen verkeersbord richting Nederland stond, moest ik wel verder.
Mijn boosheid en frustratie werden al tijdens de tocht geleidelijk aan wel wat minder. Vooral ook omdat de eilandengroep Islas Sisargas fantastisch in de zon lagen te schitteren. Bij het plaatsje Corme heb ik voor het eerst tijdens de reis moeten ankeren. In Corme heb ik nog niets aan het natte beddengoed kunnen doen, omdat ik al ankerend mijn spullen niet in de wasmachine kon stoppen en ook niet kon drogen.

Ria de Camarinas
In Camarinas in de Ria de Camarinas kon ik tijdens een rustdag de matrassen goed drogen en het linnengoed en alle natte kleding in de wasmachine stoppen.
In Camarinas kreeg ik zo mijn goede humeur definitief weer terug. Camarinas is een stadje van niets, de marina is klein en stelt ook niet heel veel voor. Het lag er echter heerlijk. Met de oude havenmeester was het ook heel plezierig, vooral omdat hij wel vijf woorden Engels sprak, namelijk “washing machine there” en “ Five Euro’s”. Ik kwam in Camarinas ook de zeilboot Vivente weer tegen. Met de bemanning van de Vivente ben ik heerlijk uit eten gegaan. Voor het eerst heb ik daar ook de heerlijk inktvissen (“polpo’s”) gegeten. In Nederland ken ik inktvissen alleen als een soort smakeloos rubber, maar in het Galicië was de inktvis mals – en door de pittige kruiden – heel smakelijk.
In Camarinas heb ik ook geleerd dat elke Spaans stadje aan de kust een boulevard heeft en dat zo ongeveer het hele dorp vanaf zes uur ’s middags eerst op het terras een glaasje drinkt om daarna over de boulevard te flaneren. Ook oude dametjes van 75 jaar oud flaneren er, stevig gearmd met hun echtgenote of met een van hun kinderen
Ria de Muros
Na het heerlijk Caraminas heb ik 9 augustus met prachtig en rustig weer de Cabo Finisterre gerond.

Op de kaap staat een groot kustwachtstation en is berucht is vanwege de vele stormwaarschuwingen voor “ Finisterre” Ik had er echter een ruime, rustige windkracht 3 met veel zon. Genieten dus. Bij het binnenvaren van de eerste echte grote Ria, de Ria de Muros, trok de wind even stevig aan. Met een ruime wind van 22 knopen en vol tuig ging de boot er als een speer vandoor. Op langere etappes zou je dan wel gaan reven, maar ik verwachtte dat hoe verder ik de Ria de Muros in zou varen, hoe rustiger de wind zou worden. Dat bleek een juiste veronderstelling te zijn en met een heerlijk bries spoelde in de Real Club Nautico de Portosin binnen. De dame van de receptie die de inschrijving verzorgde was buitengewoon gastvrij maar sprak helaas geen woord Engels. Ze nodigden mij op enig moment maar uit om achter haar computer te gaan zitten en vervolgens typten we om de beurt een zin die door Google Translate adequaat vertaald werd. Dit werkte uitstekend en binnen de kortste keren was de inschrijving geregeld. Ook had zij voor mij voor de volgende dag een huurauto geregeld om mijn dochter van het vliegveld van Figo te halen.
Roeiwedstrijd in Portosin


Als enthousiast roeier zag ik in Portsosin naast het gebouw van de zeilvereniging een tweetal mooie roeiboten liggen. Ik ben daarop gaan informeren wat er met die boten gedaan werd. Door een medewerkster van de zeilclub werd mij verteld dat ze deze roeiboten jaarlijks maar een keer gebruikten voor een roeiwedstrijd tussen de mensen van de zeilvereniging en de lokale vissers. Dit ter ere van Sint Carmen, beschermheilige van de vissers. Deze dame vertelde dat deze wedstrijd toevallig de volgende dag was en dat ze helaas twee mensen te kort kwamen voor de roeiboot van de zeilvereniging. Toen ik daarop kon vertellen dat ik best graag in wilde invallen en dat mijn dochter ook goed kon roeien, werden opeens twee mensen heel gelukkig.
Zij omdat ze hun boot vol hadden en ik omdat ik weer eens mocht roeien. De wedstrijd zelf stelde de volgende dag niet heel veel voor. De wedstrijdafstand was ook niet helemaal bekend, maar het zou een wedstrijdje zijn met een keerboei in de werkhaven van Portosin. De plek van de finish zou door een havenmeester pas tijdens de wedstrijd aangegeven worden. Tijdens de wedstrijd brak bij een van de mederoeiers de roeidol, waardoor hij eigenlijk niet kon roeien. Dit mocht de pret echter niet drukken. Met een zilveren medaille voor de tweede plek ( we waren dus hopeloos laatste geworden) op zak werd de wedstrijd uitgebreid nabesproken met heerlijke hapjes, wijn en bier. Heerlijk dus. Bij het vertrek uit Portosin kregen mijn dochter en ik nog gratis T shirts, pennen, een fles wijn en korting op de rekening. Als zuinige Nederlander werd ik dus extra blij.
Intermezzo: feesten in Spanje
De nacht voor het vertrek uit Portosin waren we iets minder blij met het feest ter ere van Sint Carmen. Spanjaarden blijken tijdens vakantieperiode ongeveer elke kans aan te grijpen om een groot feest op de zetten. Dit vertaalt zich in bijna elke Spaans stadje dat we aandeden in een lawaaiige kermis en een live optreden of disco’s welke startten om middennacht en doorging tot 4-5 ’s ochtends. Zeker in de weekenden probeerden we daarom te ankeren in een rustige baai. Maar we konden niet voorkomen dat we in Portosin, Villa Garcia, Sanxenxo, Cangas en Vigo ’s nachts uitgebreid de laatste Spaanse zomerhits konden beluisteren.
Ria de Muros
Na Portosin hebben Ieke en ik 11 augustus nog geankerd in de Enscelada de San Francisco. Het was heerlijk om ’s avonds, al kletsend, het langzaam donker te zien worden in een prachtige baai.
Na de Enscelada de San Fransisco zijn we naar het stadje Muros gegaan. Ook weer een klein oud stadje met een grote vissershaven voor grote en (heel veel) kleine vissersbootjes en een klein marina. De havenmeester van Muros sprak perfect Engels. Het inschrijven koste heel veel tijd. Niet voor het normale papierwerk, maar vooral om heerlijk te ouwehoeren met de havenmeester.
Ria de Arousa
Na Muros zijn we 13 augustus de Ria de Arousa ingevaren. Deze Ria kun je op twee manieren vanuit het Noorden komend invaren. Ruim om alle problemen/rotsen heen, of – bij goed weer – tussen de rotsen door. Omdat het weer goed was hebben we het laatste gedaan. Dat werd best spannend. In het Canal de Sangres lagen een groot aantal spectaculaire rotspartijen die om de zoveel seconden geheel overspoeld werden door brekende golven. In de pilot stond simpel dat je een koers van 110 graden moet gaan varen en 80 meter ten noorden van de ene rotsen en max 150 meter ten zuiden van een aantal andere rotsen moet blijven varen. Dat klinkt best ruim, maar ik ervoer het toch als beangstigend smal. Heel spannend allemaal, maar het weer was gelukkig nog net rustig genoeg om er met alleen heftig zwetende oksels tussen door te varen.
Na het passeren van de rotsen werd het gelukkig weer rustig zeilweer en konden Ieke en ik genieten van de geweldige mooie eilandjes in deze Ria.


Het eerste dorpje in de Ria de Arousa die we aandeden was Ribeira. Dat was een beetje een deceptie. Het stadje was stonk naar vis, was verarmd en er was weinig leukigheid te ontdekken. Het ons zelfs niet gelukt om een leuk café te vinden om er een koffie te drinken.
Ria de Pontrevedra
14 augustus zijn Ieke en ik naar Villa Garcia gevaren in de Ria de Pontrevedra.
Villa Garcia is een heerlijk stadje met veel gezellige restaurants en bovendien was ook de marina zeer plezierig. Ook plezierig aan Villa Garcia was dat mijn echtgenote Jessica daar kwam opstappen.
Villa Garcia bleek een prima uitgangspunt te zijn voor een bezoek met de trein aan Santiago de Compostella. Zoals bekend is Santiago de Compostella het eindpunt van een lange pelgrimsroute. Vele van de wandelaars en fietsers die we zagen liepen de laatste kilometers echt op hun tandvlees. Maar dat was allemaal weer vergeten op het plein bij de kathedraal, het echte eindpunt van de pelgrimstocht.

De kathedraal bleek van binnen vele eeuwen van bouwen te bevatten, waaronder prachtige elementen uit de middeleeuwen.

Garcia en na een overnachting in Camarinas maakten we een echte fout: het bezoek op 18 augustus aan Sanxenxo in de Ria de Pontreverde. We wilden eerst naar de kleine marina van Ponto Novo gaan, maar die bleek helaas vol te zijn, waarna we moesten uitwijken naar Sanxenxo. Dit bleek een nieuw uit de grond gestampte marina te zijn voor vooral grote motorboten. Op zich is het wel grappig om al die enorme strijkijzers ’s avonds binnen te zien varen. Maar nadat het donker was geworden meenden de opstappers van deze motorboten dat de dag pas net begonnen was. Kortom weer nare overlast van een aantal lawaaierige disco’s, allemaal met met zware base drums, lichtshows en lallend bezoekers. Achteraf hoorden we dat Sanxenxo berucht is vanwege het feest vierende Spaanse “nieuwe geld” dat er in te grote motorboten wil rondvaren.
Ria de Vigo
De laatste anderhalve week van het bezoek aan de Spaanse Ria’s konden we rustig aandoen. Deze periode hebben we alleen in de Ria de Vigo rondgezeild. Een paar dagen in Cangas, een paar dagen in Vigo, een aantal nachten voor anker in de Enscelada da Barra en bij de Islas de Cies. Omdat de afstanden klein waren, de zon steeds scheen en de wind meestal rustig woei, was het heerlijk ontspannen zeilen en verblijven in deze Ria. Cangas bleek een prettig klein vissershaventje te zijn, waar we de kapotte windmeter konden vervangen.
De mensen in de marina van Cangas waren heel bijzonder (plezierig). De dame op kantoor heeft ons enorm geholpen met het vinden van een goede reparateur voor de windmeter en het aanvragen van de permits voor Islas de Cies. De havenmeester die rondliep in de marina was zeer vermakelijk. De man sprak naast vloeiend Spaans geen enkele buitenlandse taal, maar dat weerhield hem er niet van om in rap Spaans iedere bezoeker indringend te vertellen waar en hoe ze moesten aanleggen en vooral hoe de lijntjes vastgeknoopt moesten worden. De eerste keer raakten we daardoor wel wat geïntimideerd. Echter omdat we een aantal malen in de haven van Cangas hebben aangelegd en de lijntjes uiteindelijk steeds naar volle tevredenheid van de havenmeester vastknoopten, kregen we op het laatste toch duidelijk iets van een goedkeuring van de man de horen. Hij glimlachte op het laatste zelfs naar ons! Vervolgens was het natuurlijk extra vermakelijk om andere buitenlandse gasten te zien aanleggen. Naar de mening van de havenmeester kon uiteraard ook niemand van de bezoekende boten de lijnen goed vastknopen. De meeste buitenlandse zeilers kregen daarop ook de vijf minuten uitleg in vloeiend Spaans, waarna ze er allemaal uitzagen als beginnende, geïntimideerde zeilers. Dit terwijl de meeste van de buitenlandse bezoekers vermoedelijk toch wel redelijk konden zeilen, alleen al omdat ze met een eigen boot naar Noord Spanje waren gevaren. Het aanschouwen van deze toespraken van de havenmeester gaf ons het heerlijk gevoel van “Schadenfreude”.
In Cangas ben ik ook voor het eerst weer naar de kapper gegaan. In vloeiende gebarentaal hebben de kapper en ik prima gecommuniceerd over wat er zou moest gebeuren. Echter drie kwartier later en (slechts) tien euro armer bleek het kapsel toch geheel anders te zijn dan waar ik normaal mee rondloop. Maar gelukkig wist Jessica mij te vertellen dat dit een typisch Spaans kapsel was en dat het na twee weken vast wel weer op mijn normale kapsel zou lijken.
Heerlijk Ankeren
Voor het strand van de Enscelada da Barra hebben we vier nachten heerlijk geankerd.
Deze Enscalada da Barra is een heerlijk beschutte – en daardoor rustige -baai zonder dorpjes en zonder disco’s .

Maar wel met een strand met wit zand en een schitterende natuur. Ik geloof dat Jessica en ik nog nooit zo heerlijk hebben hardgelopen als vanaf deze plek.
Twee keer zijn we ’s ochtends vroeg met de rubberboot naar het strand geroeid, hebben we bootje op het strand getrokken om daarna te gaan trailrunnen op bergpaadjes met de meest mooie uitzichten. De cooling down van het hardlopen was ook heerlijk: terugroeien, zwemmen in de zee, daarna afspoelen onder de douche en ontbijten.
Maar hoogtepunt van het bezoek aan de Ria’s hadden we voor het laatst bewaard, een bezoek aan de Islas de Cies.

Deze eilanden zijn een nationaal park waarvoor we via het internet permits moesten aanvragen. Dit omdat er een maar een gemaximeerd aantal bezoekers per dag mogen op de eilanden mogen komen en ook maar 15 boten per dag mogen ankeren bij de eilanden. Ook hier weer prachtige witte stranden met de voor de eerste keer ook echt azuurblauw water.

Lastig was wel dat het water er maar 15 graden koud is. Ik heb op het Noordeiland van deze Islas de Cies nog hardgelopen. Maar bij 15 graden zeewater kreeg ik toch wat minder behoefte aan een cooling down in de zee.
Spanje vaarwel!
Maar aan al het moois komt een eind. Nadat ik al eerder Jessica en Ieke al had uitgezwaaid, ben ik 29 augustus in mijn eentje vanaf Islas de Cies naar Viano do Castelo in Portugal gevaren.
Ik had van vele vertrekkers al gehoord of gelezen dat de Spaanse Ria’s zo heerlijk waren. Ik ben daar inmiddels ook van overtuigd. Vooral in Camarinel en in de Ria de Vigo had ik nog wel een tijdje langer willen blijven.
Volgende blog: 6. Portugal